maandag 27 juni 2011

27 juni

 
Soms stel ik me voor dat ik een hond heb. Hij is groot en slobbert en kwijlt en loopt in de weg zoals honden doen, en hij heet Stapper. Ik heb hem niet echt nodig, maar af en toe komt hij toch goed van pas. Ik kan tegen hem praten of roepen, naargelang ik beter of slechter gezind ben. Hoe is 't, Stapper, ouwe jongen, kan ik zeggen op een zonnige ochtend als de radio Bach speelt (Stapper is een mannetjeshond), of ik kan hem verrot schelden en onzeglijke dingen tegen hem schreeuwen, die ik tegen een mens nog niet zou durven denken. Omstaanders horen het, maar zij zeggen natuurlijk: ach, het is tegen de hond.
Als honden al ergens voor dienen, dan moet het dat zijn: als boksbal, als pispaal voor het humeur en het ego van het baasje. Of is het klankbord, doorgeefluik.
 

maandag 20 juni 2011

20 juni

 
Hoe diepzinnig zijn songteksten? Het hangt ervan af. De ene song is de andere niet.

Neem Leonard Cohen: wat een prachtige lyrics heeft die man niet bij elkaar geschreven. Diepzinnig? Zo klinken ze vast, maar zoals meer met erg diepe dingen het geval is: je krijgt de bodem niet meer te zien. 

Wat de goeie Leonard met zijn teksten bedoelt is me vaker dan niet een totaal raadsel, maar dat geeft niet. (Met Hugo Claus is het net zo. De Meester heeft zich nooit op veel songteksten laten betrappen. Het is wachten tot een begenadigde muzikant wat dingen van hem op muziek zet.)

Ik ken een songtekst die mij in alle opzichten tevreden stelt. Hij klinkt goed, en waar hij over gaat valt niet te betwisten. Hij is ook lekker kort, zodat ik hem van buiten ken, en met graagte zing onder de douche of bovenop de keukentafel als er niemand thuis is. Hij is van John Denver:

All this joy, all this sorrow
All this promise, all this pain
Such is life, such is being
Such is spirit, such is love.

De laatste regel bevalt mij al minder: spirit en love zijn me te wazig, maar vooruit. De rest van de song staat als een vuurtoren. 
 

dinsdag 14 juni 2011

14 juni


Aan het lezen, van Giorgio Bassani, Het verhaal van Ferrara (Il romanzo di Ferrara). Een boek van 739 pagina's, met korte verhalen en novelles, samen Bassati's verzameld werk. Als Bassati (1916-2000) een voetballer was, zou men hem vast een valse trage hebben genoemd. Zo gaan zijn verhalen vooruit: traag, lijzig, haast slaapverwekkend, maar als een spin weeft hij zijn web rond het schijnheilige, kleinburgerlijke, provinciale en vaak valse Ferrara (en Italiƫ) ten tijde van het fascisme en kort na de tweede wereldoorlog, als oude fascisten en nieuwe socialisten ongemakkelijk lachend met elkaar de terrasjes delen en hard hun best doen om te vergeten wat is geweest.


'Kijk,' vervolgde hij, 'ik heb zo'n lage dunk van de menselijke natuur, en van het karakter van de Italianen in het bijzonder, dat ik ook voor mezelf niet kan instaan.' (De gouden bril)


Giorgio Bassani, Het verhaal van Ferrara
 

woensdag 8 juni 2011

8 juni


Als er toch een hemel zou bestaan, dan is daar een zee, en al wie in de hemel komt, mag er onbeperkt in zwemmen. Er zijn ook oesters te krijgen, maar daar gaat het nu niet over. Het zeewater is flink zout, wat het drijfvermogen bevordert. Dat is belangrijk voor minder goede zwemmers, die meer energie nodig hebben om boven water te blijven. 

Verdrinken kan natuurlijk niet in de hemel, maar er moet wel moeite gedaan worden om niet onder te gaan, anders kan er van zwemmen niet echt sprake meer zijn. 

Zwemmers die zoals ik alleen rugwaarts een beetje vooruitkomen, moeten ook in de hemel oppassen dat ze niet tegen iets opbotsen dat zich achter hen in het water bevindt. Achteruit zwemmen is niet zonder gevaar. 

Een keer ben ik ei zo na door een plankzeiler van achter aangevaren. Hij miste me op een haar, ik hoorde hem als een raceboot naast me door zoeven. Hij kwam me later op het strand vermanend toespreken: als het waait zijn de zwemmers door de golfslag niet zichtbaar en kunnen zij maar beter uit de weg blijven. 

Zwemmen in de zee: ik doe het zo vaak ik kan. Wachten op de hemel is nooit een slimme optie.