dinsdag 30 augustus 2011

30 augustus

 
Er zijn kleinkindjes en kleinkindjes, maar hoe klein ook, ze worden allengs groter. Eentje zei gisteren: 'Nee, want papa heeft geen annuleringsverzekering'. Ik had geopperd dat papa en mama best nog een paar dagjes vakantie bij konden nemen in Barcelona. 
Vandaag doet ze toeren op de trampoline. Ze roept: 'Nu le moment suprème!' en voert een soort beginnende salto uit. Mijn opa-rol is aan een update toe. Zeg maar een upgrade. 'Dat was een flauw grapje, opa', vermaant mij oma aan tafel, terwijl de kleinkindjes beleefd maar meewarig glimlachen. Tja, misschien later nog eens, met de achterkleintjes. 
 

donderdag 25 augustus 2011

18 augustus

 
Ik lees een kopje in De Morgen van dinsdag 1 februari 2011: 'Christophe Vekeman praat met Joost Zwagerman'. Daaronder een citaat: 'Ik probeer onbevangen naar kunst te kijken, zonder de ruis van te veel voorkennis'.

Dat ik dat kopje nu pas te zien krijgt, komt doordat het toevallig op de pagina staat waar ook de dagelijkse sudoku's staan, die ik altijd bewaar voor mijn gade, zoals bekend een bevlogen sudoka.

Kijk,voor dat citaat wil ik vast een plekje reserveren in het Woordenboek van Pompeuze en Pretentieuze Taal dat iemand toch ooit zal moeten maken.

'Ik weet best heel wat over kunst, maar dat probeer ik te vergeten als ik ernaar kijk', had Joost Zwagerman bijvoorbeeld kunnen zeggen. Of zelfs: 'Ik kijk graag naar kunst, al weet ik er ook weer niet zoveel van af'. 

Is dat nu zo moeilijk? Ik heb dat ook, en met mij vele mensen die ook graag naar Telemann luisteren of een pavé de boeuf à l'échalote maken zonder de ruis van te veel voorkennis. 
 

donderdag 11 augustus 2011

10 augustus




Gelezen, van Niccolò Ammaniti, Laat het feest beginnen (Che la festa cominci).

Een boek met een onwaarschijnlijk Suske-en-Wiskegehalte, waarin iedereen wild in het rond rent, ook olifanten. Ammaniti haalt de meest ondenkbare fratsen uit de kast, het wemelt van de geflipte personages en de special effects, en als dat nog niet genoeg is verschijnen ver voorbij de helft van het verhaal plots een soort trollen op het toneel, die zich in de Romeinse catacomben in leven houden met het afval van de stad.

Het zijn voormalige Sovjetatleten die op de Olympische Spelen van 1960 in Rome zijn ondergedoken om aan het trieste communisme te ontsnappen, en hun nakomelingen. Ze zien er nogal raar uit, enorme wezens, 'omwikkeld met dekens van vet'. 'De nieuwe generaties waren dik, hadden ernstige gebitsproblemen en hun huid was heel bleek'. 'Het klinkt misschien ongelooflijk,' zegt Ammaniti, 'maar in bijna vijftig jaar tijd heeft niemand hun aanwezigheid opgemerkt'.

We zijn op pagina 247 van 302, wie tot hier geraakt is vindt niets nog ongelooflijk. Ook niet dat 'nieuwe generaties' van Sovjetatleten in nog geen vijftig jaar evolueren van scherpe gespierde sportlui naar vetballen van tweehonderd kilo met rode oogjes die in het donker kunnen zien en, 'als rechtstreekse afstammelingen van atleten', ook nog eens 'bijzonder lenig en sterk' zijn.

Het is wachten tot er vliegende schotels op het toneel verschijnen, en even lijkt het of het zover is:
'Ook Piero Restori verplaatste zijn blik omhoog en zag in de bewolkte hemel een zwarte schijf die ronddraaide boven de gebouwen, boven de weg'. Vals alarm, helaas, want 'Hij kon nog net op tijd zien dat het een putdeksel was'.

Wie wil weten waar het boek over gaat, zal het zelf moeten lezen, of zich behelpen met de flaptekst. Nummer één op de Italiaanse bestsellerslijsten, staat daar, vóór Dan Brown.


Niccolò Ammaniti, Laat het feest beginnen