Weggaan moet je
doen in de winter, zeggen ze tegen mij. Ga naar een warm land, dat is
Spanje, en in de zomer blijf je thuis. Dan is het hier ook warm, en
niet zo druk als in Provence of Toscane. Tja, ik zal daar eens moeten
over nadenken.
Doe ik nog meer
dingen fout? Boeken lezen. Heb je de nieuwe die al gelezen?,
vragen ze mij. Nee. Ik heb ervan gehoord, zeg ik dan maar. Dat kan
ook niet anders, de kranten staan altijd vol van de laatste die.
Hij staat op mijn lijstje, zeg ik dan. Of zij, Kristien Hemmerechts
is het nu, al staat die niet op mijn lijstje. Je moét dat lezen,
zeggen ze.
In de plaats
daarvan ben ik in Ik (Ali) bezig, van Günter Wallraff.
Een boek van 1985. Hallo!
Het is
niet eens een mooi of een leuk boek. De verteller spreekt in alle
dialogen een soort indianentaal, waarmee hij het gebrekkige Duits van
een Turk na wil doen, en dat dan in het Nederlands vertaald. Zo van:
'Bij Mohammed is heel eenvoudig. Die ja zeggen als iemand mohammedaan
wil worden.' Dat werkt wreed
op de zenuwen, maar toch wil ik het boek uitlezen.
Wallraff
heeft zijn ogen met gekleurde contaclenzen bruin gemaakt en duikt
undercover als Levent (Ali) Sinirlioğlu de
onderbuik van de Duitse Wirtschaft
in. Wat hij daar tegenkomt, een mens moet het lezen om het te
geloven. Als het allemaal verzonnen was, je zou zeggen: kom, kom.
Maar het was helaas echt. Wel dertig jaar geleden, gelukkig. Vandaag
is het natuurlijk heel anders.