woensdag 2 mei 2018

2 mei


Vroeger, als ik muziek wou horen, moest ik, bij afwezigheid van levende muzikanten, de radio aanzetten. Dat gebeurde door te draaien aan of te drukken op een grote knop, en dan te wachten tot de lampen warm waren. Een keer woonde ik in een huis waar radiodistributie was. Dat ging zonder lampen, en eigenlijk ook zonder radio. De muziek kwam per kabel het huis binnen, lang voor het woord Telenet bedacht was. Later, toen de transistorradio, de portatief geheten, was uitgevonden, waren er helemaal geen lampen meer. Ik vond, dat je dat kon horen. De muziek miste wat warmte. Ook het snoer was weg: ik kon het Soldatenhalfuurtje zo met mij meedragen. Nog later kon ik luisteren, zonder dat anderen meeluisterden. Daartoe had iemand de walkman bedacht. Er ging een cassetje in, daarna een CD. Al het gedoe met bandjes en schijven werd overbodig toen mijn zoon uit het verre oosten een iPod meebracht, ter grootte van een fikse postzegel. De muziek kwam nog altijd walkmansgewijs door een oortje bij mij terecht.
Heden, kan ik berichten, beschik ik zoals iedereen, pasgeborenen, een snel slinkende groep hoogbejaarden en hier en daar een zonderling uitgezonderd, over een smartphone. Deze omhooggevallen telefoon kan de muziek draadloos, dwz bluetoothgewijs, naar de luidspreker sturen, waar ik alweer mee rond kan lopen. Wie wil kan meeluisteren, ik ben wat dat betreft weer in portatief-modus. Ik vind het prima, als het niet te hard staat, en ik hoop van iedereen hetzelfde. Ondertussen mis ik nog altijd de levende muzikanten. Als op iedere straathoek, onder elk viaduct, in elke treinwagon, in elke Aldi en Lidl een bandje wat live-muziek zou maken, het mag liefst stroomloos zijn, zeg maar akoestisch, het mag best jazzy zijn of klassiek of r&r of r&b of het mag zelfs kleinkunst zijn, dan kon ik er lekker hands free naar luisteren. Naar echte muziek, ter plekke levend vers gemaakt, met foutjes, en een zanger die zijn tekst al eens mag vergeten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten