Volwassenen
hangen een boete van 60 euro boven het hoofd, minderjarigen 30 euro.
Vooruit
nog maar eens. Zo'n uit spuug en touwtjes opgetrokken zin kan ik in
een krant als De Standaard
niet laten passeren. Ook al weet ik dat hier en daar een lezer (ik
heb alleen hier en daar een lezer) zich ergert aan mijn gedram over
de taal. Om ook die lezer te vriend de houden, dram ik zo meteen nog
over iets anders. Maar eerst die taal.
Volwassenen
hangen kan, zolang de
volwassenen onderwerp van de zin zijn. Volwassenen
hangen graag in drankgelegenheden uit, zo'n
zin is helemaal oké. Volwassenen
kan ook voorwerp zijn, maar dan moet het onderwerp van de zin wel
meervoud zijn. Volwassenen hangen fikse boetes
boven het hoofd. Boetes,
meervoud.
In de zin van De
Standaard is er maar
één boete, en die hangt, enkelvoud. Wel boven het hoofd van de
volwassenen, meervoud, maar die zijn voorwerp, en hebben met het
werkwoord niets van doen.
Zo.
De zin komt uit een stuk over een studente, die door de
treincontroleur beboet wordt, omdat ze haar rugzak op de zitplaats naast
zich heeft neergezet. Ze vindt dat de controleur toch gewoon had
kunnen vragen
om haar rugzak weg te nemen. Trouwens, zegt ze, als er iemand
opstapt, maak ik uiteraard altijd plaats. De schrijver van het stuk
kan daar helemaal inkomen. Dat vormt zelden of
nooit een probleem,
schrijft hij, maar eigenlijk is het niet
toegestaan. Eigenlijk.
Daar ben ik het niet mee eens. Treinreizigers die de zitplek
naast zich inpalmen, vormen volgens mij altijd
een probleem. Omdat ze een chagrijnig signaal geven: ik wil liever
niet dat iemand naast me zit. En omdat ze de reiziger die dat toch
wil doen, ertoe verplichten eerst hun toestemming te vragen: Vindt u
het erg dat ik hier kom zitten? Of: Zou u het niet erg vinden uw tas
even weg te nemen?
De
treincontroleur heeft al te veel zulke enfoutisten gezien. Hij speelt
niet meer mee, en zet de asociale reiziger op de bon. Dat die dat wel
erg vindt, is geheel zijn eigen probleem.