zondag 21 december 2008

21 december




Mijn kat genaamd Poes is naar schatting een goeie week of zeven en moet stilaan naar de dierenarts. Dat was vroeger wel anders. De vele katten genaamd Poes die in mijn opeenvolgende huizen rondliepen hadden geen veterinaire bijstand van doen. Waren zij katers, dan besprongen zij met graagte alle katinnen uit de buurt, die vervolgens het leven schonken aan vele nieuwe katjes, tegenwoordig ‘kittens’ genoemd. Waren zij katinnen, dan werden zij op gezette tijden door katers besprongen, ik neem aan ook met graagte, en schonken vervolgens het leven aan nog maar een nest kleintjes, een keer op een vensterbank achter de Dikke Van Dale, toen nog in twee delen. Dat onbevangen beleid van fok-maar-raak is niet langer politiek correct. Katers moeten onverwijld gesneden worden, katinnen zonder uitstel gesteriliseerd. Dat gebeurt het liefst door een vakman (m/v), en nu we toch bezig zijn, zegt zo’n dierenarts, gaan we gelijk maar een spuitje geven tegen dit en een prikje tegen dat, en laten we in een moeite het beest ontwormen en ontvlooien en ontluizen, en kom over twee weken nog maar eens terug. Zo stel ik mij dat tenminste voor, want ik beken dat ik nog niet naar zo’n dierenarts ben gegaan. Ik zit maar naar mijn kat genaamd Poes te kijken terwijl ze als een vrolijk gestoorde bol breigaren door het huis rolt, en dan denk ik van: Wormen? Bwah.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten