Wie graag lyrisch doet over de lijnen van de Concorde heeft nog nooit een flamant rose zien optsijgen uit l'étang de Bages.
Lyrisch doen kan ook over de succulente bavette die ze 's middags serveren in de Halles van Narbonne. 'Michel, deux bavettes, deux!' roept de baas naar de beenhouwer in het stalletje aan de overkant, al dan niet door zijn megafoon. De bavette wordt in een papiertje verpakt keurig over de hoofden van de marktgangers naar het eetkraam gegooid. Een paar minuten later ligt hij op je bord, blauwachtig rood, hij smelt op de tong. Geen kelners in rare pakjes van doen.
Of over de oesters: er zijn oesters en oesters. De oesters van Bouzigues: stevige, dikke, ruwe oesters, van buiten en van binnen. Die van Leucate zijn fijner, gladder, minder zwaar op de maag. In Gruissan hadden ze alleen extra grote. Je moet ze in twee keer opeten, na zes heb je niets meer nodig.
Oesters zijn op hun best bij de producteur. Een pretentieloos eethoekje in of bij de werkplaats, bediening door de ostréiculteur him/herself die tussen het harde en natte labeur gauw ook nog de klanten helpt, met zijn rubber laarzen en gele olieschort aan.
In La Perle Gruissanaise moet je zelf je brood meebrengen, of een dessert, als je dat nog zou willen. Je mag bestellen, maar men verzoekt je het gevraagde zelf op te halen. Papieren servetjes, plastic kommetjes, ongemakkelijke krukken, wijn uit een waterglas: dat durven ze in de pluche etablissementen van het achterland niet proberen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten