woensdag 30 maart 2011

30 maart

 
Soms zit je thuis of ergens elders iets of niets te doen, en dan hoor je een sirene.
Vaak, eigenlijk. Je wilt de sirene niet horen, je geeft er ook geen aandacht aan, weer een sirene, maar je hoort ze wel. Je weet zelfs of het de brandweer is (pa-poe-pa-poe) of de politie of een ambulance (woeiwoeiwoeiwoei). Zo is het ook met die Justin Bieber. 

Ik wil van dat mannetje niets weten, ik wil hem horen noch zien. Maar omdat ik nu eenmaal kranten lees, en af en toe tv kijk, of naar de radio luister en op het internet rondloop, kom ik hem altijd maar tegen. 

En alhoewel ik echt nièts van die Bieber wil weten, weet ik ondertussen dat hij Canadees is, en zeventien jaar oud, en dat hij zijn haar soms anders doet, en dat hij vandaag in Antwerpen is. Ik weet zelfs dat hij zingt. Dat hij volgens sommigen een keimooi kapsel heeft, volgens anderen een keimooie stem. 

Ik weet zelfs hoe die Bieber eruit ziet: als een jongetje van zeventien die keihard zijn best doet om er dertien uit te zien. Zoals K3, mutatis mutandis

Zoiets heet nu een hype, en als ze echt groot wordt, een megahype. Zelf vind ik megahypes maar niks, sinds iemand laatst tegen me over zijn externe harde schijf stond op te scheppen. Anderhalve terabyte, zei hij. Het zijn losers die nog in mega spreken. Maar het ging over die Bieber. Of eigenlijk liever niet. 

donderdag 24 maart 2011

23 maart



Op de vrt-nieuwswebsite zie ik een filmpje over Le Soir in het Nederlands. De gazet wil met de Vlamingen in gesprek gaan. Is dat een goed idee? De vrt zoekt het uit in de 'Brusselse rand'. De een vindt van wel, de ander van niet. Maar wat vinden de kenners? Als bij toeval komt Eric Van Rompuy de krantenwinkel binnen. Zelf een randbewoner, zegt de commentaarstem. Een rake typering if ever there was one. 'Ze begrijpen niets van onze psychologie', verklaart de kleine Van Rompuy. 
Wacht even. 'Ze' zijn vast de mensen van Le Soir, Béatrice Delvaux en zo. Maar wiens psychologie is de 'onze'? De mijne, zal Eric bedoeld hebben. Dat ze die bij Le Soir niet begrijpen, dat is te begrijpen. Het zou wel aardig zijn als deze randVan Rompuy verder elk van ons zijn eigen psychologie zou gunnen. Wat Le Soir ervan vindt, dat zullen we zelf wel zien. 

maandag 21 maart 2011

21 maart



De onmogelijkheid van het communiceren. Blijven proberen, natuurlijk, maar lukken doet het nooit. Niet nodig te zeggen: 'Tiens, bij mij is dat ook zo', het is bij iedereen zo.

André lukt het ook niet. André is de vader van Paultje en de man van Michèle. Samen bevolken ze het verhaal 'In de schaduw van de kapotte boten' van Hugo Claus.

André en Paultje halen Michèle af op de luchthaven van Milaan na haar vakantie in San Giorgio, 'waar twaalf Belgische families woonden, elk huis in natuursteen, met terras'. Odile was daar ook, tante Odile voor Paultje. 'Odile, zei Michèle, is mij zwaar tegengevallen. Want als je 't analyseert heeft ze bitter weinig te vertellen.'

'Jongens,' zegt Michèle in de auto, 'ik wil niet naar huis. Ik wil gefêteerd worden, capito?'
In De Oude Klok dan maar, 'een hoeve in Henegouwse stijl tussen cipressen en BMW's.' Aan de tafel naast hen zit 'een roodaangelopen zware Westvlaming te huilen en zijn ogen te betten met een servet vol tomatenvlekken'.

Een memorabel gesprek, daar in De Oude Klok, bijzonder het lezen waard. Maar wat André zegt, of Paultje, of Michèle, of Odile aan de telefoon, het is zeer de vraag of iemand het hoort, of wat ze precies horen, en of ze eigenlijk luisteren.

'Wat ik ook zeg, ik lijk wel te bedelen. Ze begrijpen niet wat ik zeg, omdat ik niet kan zeggen wat ik zeg. Ik spreek blijkbaar een andere taal, een oude versleten taal die zonder dat ik erop gelet heb, al lang verdwenen is.'

Hugo Claus, Verhalen (De Bezige Bij, 1999). 

dinsdag 15 maart 2011

15 maart


Vandaag mijn krant gelezen in Den Engel, de moeder van alle cafés. De bezoekers zaten als altijd netjes in het rond met hun rug tegen de muur, het café en elkaar aankijkend. Tegen de achterwand stond de tv aan, waarop de slottijdrit van Tirreno-Adriatico te zien was. Zonder klank, maar met onderschriften.

Zo kon ik zien dat de verslaggevers zich zaten te vervelen, tijdritten zijn saai, en dat ze dan maar een boom opzetten over Jean-Pierre Monseré. Jempi, wij zegden vroeger Pirre. Ik zie hem nog door de Ooststraat flaneren op zijn fiets, zijn petje onveranderd achterstevoor met de klep naar boven. 

Ondertussen is het een grote zegen dat de klank van de tv afstaat, alleen van het idee dat het Michel Wuyts zou kunnen zijn krijg ik acute maagkrampen (hij is het niet). Iemand mag dan veel over het koersen weten, dat is geen excuus om als een beschonken dorpspoëet uren achter elkaar de grootste zevers uit te kramen. Vorig jaar hoorde ik hem in de Tour bezig over 'het dorpje Mende'. Het is maar goed dat ze dat in Mende niet gehoord hebben, en als ze het toch gehoord hebben, dat ze het dan niet verstonden.

Die Wuyts duikt ook op in de VRT-serie De Ronde, maar daar stoort hij minder, dat doet De Ronde zelf wel. Vijf afleveringen heb ik intussen gezien, en als je alle coureurs en volgwagens en toeschouwers met vlaggetjes weglaat, blijven er alleen vijfendertig haken en ogen van een verhaal over, van wild variërende waarschijnlijkheid, die ooit misschien wel eens op hun plaats zullen vallen, als iedereen het kijken al lang heeft opgegeven.

Van Den Engel steek ik de Grote Markt over naar de Hoogstraat, en daar op de hoek, nogal hoog, hangt een straatnaamplaatje: 'Hoog S - R Haute'. Een tweetalig straatnaamplaatje op een paar passen van het Antwerpse stadhuis! Als dat geen hoogdringende reden is voor een vraag in het Vlaams Parlement, zitten die N-VA'ers daar te slapen