De onmogelijkheid van het communiceren. Blijven proberen, natuurlijk, maar lukken doet het nooit. Niet nodig te zeggen: 'Tiens, bij mij is dat ook zo', het is bij iedereen zo.
André lukt het ook niet. André is de vader van Paultje en de man van Michèle. Samen bevolken ze het verhaal 'In de schaduw van de kapotte boten' van Hugo Claus.
André en Paultje halen Michèle af op de luchthaven van Milaan na haar vakantie in San Giorgio, 'waar twaalf Belgische families woonden, elk huis in natuursteen, met terras'. Odile was daar ook, tante Odile voor Paultje. 'Odile, zei Michèle, is mij zwaar tegengevallen. Want als je 't analyseert heeft ze bitter weinig te vertellen.'
'Jongens,' zegt Michèle in de auto, 'ik wil niet naar huis. Ik wil gefêteerd worden, capito?'
In De Oude Klok dan maar, 'een hoeve in Henegouwse stijl tussen cipressen en BMW's.' Aan de tafel naast hen zit 'een roodaangelopen zware Westvlaming te huilen en zijn ogen te betten met een servet vol tomatenvlekken'.
Een memorabel gesprek, daar in De Oude Klok, bijzonder het lezen waard. Maar wat André zegt, of Paultje, of Michèle, of Odile aan de telefoon, het is zeer de vraag of iemand het hoort, of wat ze precies horen, en of ze eigenlijk luisteren.
'Wat ik ook zeg, ik lijk wel te bedelen. Ze begrijpen niet wat ik zeg, omdat ik niet kan zeggen wat ik zeg. Ik spreek blijkbaar een andere taal, een oude versleten taal die zonder dat ik erop gelet heb, al lang verdwenen is.'
Hugo Claus, Verhalen (De Bezige Bij, 1999).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten