Samir heeft olijven
meegebracht. Amandelgebakjes. Een zakje ras
el hanout. Van mijn gade krijgt hij een kom warme soep mee.
Het gaat wat over eten en drinken. Ik ben een moslim, zegt Samir, maar ik lust wel
een goed glas wijn nu en dan. Oké het mag eigenlijk niet, maar kijk,
ik ben tweeëndertig, en het leven is kort. Hij steekt de straat weer
over naar zijn huis aan de overkant. Nog een maand goed doorwerken,
heeft hij gezegd, dan is het klaar en kan hij erin. Ik
noem hem gemakshalve Sam, als hij er niet bij is. Mijn achternaam
moet je niet weten, zegt Sam, die is veel te ingewikkeld. Ik denk: ja
ja, Marokkaanse achternamen. Niet als bij ons: Smet, Plets,
Peeters. Synaeve. Deleersnyder. Vereenooghe. Van den Keybusch. Van
Outryve d'Ydewalle. De
Thibault de Boezinghe. Wacht, waar was ik? Op de
drempel van mijn voordeur. Ik zwaai nog even voor ik weer binnen ga.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten