woensdag 16 september 2015

16 september

Sinds enige tijd verblijf ik in wat je een recreatief woonwagenkamp zou kunnen noemen, waar dagelijks woonwagens uit weggaan, en hun plaats door nieuwe wordt ingenomen. Het valt niet mee de buren te leren kennen, voor je weet hoe ze er een beetje uitzien, zijn ze weer weg. Ook kun je moeilijk uitmaken of wie aankomt op weg is naar nog verder van huis, of juist op terugweg daarheen.

Waar dat huis staat valt wel een beetje af te leiden uit de nummerborden van auto's of woonwagens, al is op dat vlak toch enige omzichtigheid geboden. Zelf heb ik hier een tijdje met een Franse nummerplaat rondgereden. Mijn auto, met Belgisch bord, was weg met een dépanneur. Maar dat wisten de meeste kampbewoners weer niet, die waren pas later gearriveerd of alweer vertrokken.

Ook de taal kan bedrieglijk zijn: Nederlandse mensen durven wel eens Duits te praten, Frans sprekende bewoners kunnen Frans zijn, maar ook Belgisch, of Zwitsers, of Algerijns. Duits sprekenden kunnen ook van Oostenrijk zijn, Engels sprekenden uit Ierland. Wat klinkt als plat West-Vlaams kan wel eens Deens zijn, en andersom, ik bedoel maar.

Waar ik naar toe wil, is dat zo'n recreatief woonwagenpark een uiterst fluïde omgeving is, waar een begrip als 'eigen volk', zo het ooit enige betekenis heeft gehad, die prompt verliest. Dat is dan mooi meegenomen. Het woonwagenpark wordt er een betere plek door.

Niet een ideale plek. We mogen ervan uitgaan dat zo'n plek niet bestaat. In het woonwagenpark is plaats zat voor ergernissen van velerlei aard. Er zijn mensen met honden en mensen zonder, en die mét een hond kunnen die netjes aan de leiband een paar keer per dag naar buiten het kamp leiden waar hij zijn gevoeg kan doen, of ze kunnen de hond maar wat rond laten lopen, zodat hij op een mooie dag tegen je woonwagen aan komt pissen, of een drol deponeert waar je net je ontbijttafeltje neer wou zetten.

Er zijn bewoners met grote schotelantennes, en bewoners zonder, en van die mét een antenne zijn er die hun televisie zachtjes zetten zodat alleen zij hem horen, en andere die buiten gaan zitten en daar vandaan kijken naar de televisie die binnen staat, met de deur wijd open en het volume op tien, waarbij de woonwagen als extra klankkast dienst doet, en het hele woonwagenkamp geen andere keus heeft dan maar mee te luisteren.

Die laatste ergernis heeft met name mijzelf al menige keer tot dicht bij de waanzin gedreven, tot mijn gade mij er eindelijk toe heeft kunnen overhalen om oordopjes te gebruiken. Ik wou haar nooit geloven, maar nu weet ik dat oordopjes beter zijn voor de bloeddruk en de maagsappen dan naïeve pogingen om lawijtmakers met rede en dialoog tegemoet te treden:
 
- Mag het wat stiller? Ik ben met vakantie! 
- Ik ook! 

- Puis-je vous demander de baisser un peu le volume?
- Je suis en vacances!

Dat zijn de meer beschaafde gesprekken.

Nu doe ik de dopjes in, en ik hoor niets meer. Ook niet de deur van mijn eigen woonwagen, als mijn gade naar buiten komt, een stuk in de nacht, en vraagt: 'Zit jij daar nu nog?'
Ik hoor het niet, ik schrijf in alle rust mijn stukje.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten