'Als
ik een auteur citeer, moet ik erop letten dat ik om de zeven regels
knip', schrijft Laurent Binet in HhhH.
Hij zal dat weten, zelf auteur zijnde.
Dit
citaat uit Binets boek kan er dus in een keer op:
'Die
zomer is er in de dierentuin van Kiev een man de leeuwenkuil in
gelopen. Tegen een bezoeker die hem tegen wilde houden, zei hij
terwijl hij over het hek stapte: "God zal me redden". En
hij is levend verslonden. Als ik erbij geweest was, had ik tegen hem
gezegd: "Je moet niet alles geloven wat er wordt verteld"'.
Ik
vond dat best grappig toen ik het las, maar veel tijd om te lachen
kreeg ik niet.
'Aan
God hebben de mensen die in Babi Jar zijn gestorven, niets gehad',
was de regel die er direct op volgde.
Die
zomer is
de zomer van 1941. Oekraïne is door de Duitsers bezet. De
Einzatsgruppen
van
Heydrich brengen duizenden joden om, onder meer in Babi Jar, het
Grootmoedersravijn nabij Kiev.
Nog
een citaat uit het boek:
'Tussen
1941 en 1943 hebben de nazi's het Grootmoedersravijn veranderd in wat
waarschijnlijk het grootste massagraf in de hele geschiedenis van de
mensheid is; de gedenkplaat vermeldt in drie talen (Oekraïens,
Russisch en Hebreeuws) dat hier meer dan honderdduizend personen het
slachtoffer zijn geworden van het fascisme. Meer dan een derde is in
minder dan 48 uur geëxecuteerd.'
Binet
citeert zelf het rapport van Paul Blobel, de leider van
Sondernkommando 4a:
'In
samenwerking met de legerleiding van de groep en twee commando's van
het politieregiment-Zuid heeft het Sondernkommando 4a op 29 en 30
september 1941 in Kiev 33.771 joden geëxecuteerd.'
Nee,
niets. Aan die God hebben die mensen niets gehad.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten