dinsdag 13 september 2016

s.d.


'Als ik een auteur citeer, moet ik erop letten dat ik om de zeven regels knip', schrijft Laurent Binet in HhhH. Hij zal dat weten, zelf auteur zijnde.

Dit citaat uit Binets boek kan er dus in een keer op:

'Die zomer is er in de dierentuin van Kiev een man de leeuwenkuil in gelopen. Tegen een bezoeker die hem tegen wilde houden, zei hij terwijl hij over het hek stapte: "God zal me redden". En hij is levend verslonden. Als ik erbij geweest was, had ik tegen hem gezegd: "Je moet niet alles geloven wat er wordt verteld"'.

Ik vond dat best grappig toen ik het las, maar veel tijd om te lachen kreeg ik niet.

'Aan God hebben de mensen die in Babi Jar zijn gestorven, niets gehad', was de regel die er direct op volgde.

Die zomer is de zomer van 1941. Oekraïne is door de Duitsers bezet. De Einzatsgruppen van Heydrich brengen duizenden joden om, onder meer in Babi Jar, het Grootmoedersravijn nabij Kiev.

Nog een citaat uit het boek:

'Tussen 1941 en 1943 hebben de nazi's het Grootmoedersravijn veranderd in wat waarschijnlijk het grootste massagraf in de hele geschiedenis van de mensheid is; de gedenkplaat vermeldt in drie talen (Oekraïens, Russisch en Hebreeuws) dat hier meer dan honderdduizend personen het slachtoffer zijn geworden van het fascisme. Meer dan een derde is in minder dan 48 uur geëxecuteerd.'

Binet citeert zelf het rapport van Paul Blobel, de leider van Sondernkommando 4a:

'In samenwerking met de legerleiding van de groep en twee commando's van het politieregiment-Zuid heeft het Sondernkommando 4a op 29 en 30 september 1941 in Kiev 33.771 joden geëxecuteerd.'

Nee, niets. Aan die God hebben die mensen niets gehad.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten