Ze planten zich
voort van december tot augustus, met twee voortplantingspieken: in
januari en in mei-juni. In de paartijd wordt het vrouwtje door één
of meerdere mannetjes achternagezeten. Het meest dominante mannetje -
of het mannetje dat de achtervolging het langst aanhoudt - mag
uiteindelijk paren. Zo ongeveer
staat het in natuurpunt.be,
waarvoor mijn dank.
De
moraal voor versierders is dus eenvoudig: wie het langst achter het
vrouwtje aan blijft gaan, kan haar gunsten krijgen. De aanhouder
wint. Van verdere beschouwingen over dat thema onthoud ik mij - we
zijn hier niet op Twitter.
Nu
weet ik waarom ik er de laatste tijd geregeld drie achter elkaar zie
rennen, waar ik vroeger al blij was er eens een, hooguit twee te
kunnen spotten. Ze komen ook dichter bij huis, ze lopen over het
gazon, ze flitsen door de vijf meter hoge den, of spar, ooit nog
bescheiden kerstboom in mijn woonkamer.
Ook
over de eet- en slaapgewoontes van sciurus vulgaris heb ik
bijgeleerd. Ik neem me voor de diertjes wat extra's aan te bieden,
zoals ik voor de mezen doe, al vinden vooral de kraaien dat prachtig,
of zijn het de roeken of de kauwen. Kan ik ze wat bezig zien aan de
ontbijttafel - welbegrepen eigenbelang.
Kijk
dat krijg je nu als je gaat schrijven over dingen die je niet kent.
Den of spar? Kraai, roek of kauw? Alleen maar meer werk. Maar de
spar-of-den-vraag voerde mij naar een te gekke website, waar je die
en nog vele andere kwesties met een truc van de foor
leert oplossen.
De
corvidae ken ik
inmiddels ook uit elkaar. Als toemaatje heb ik geleerd dat de ekster
pica pica heet, een
naam die wonderwel bij hem past. Aan menig ontbijt zitten mijn gade en ik
van zijn fratsen te genieten. Hun fratsen. Ze zijn haast altijd met
z'n tweeën, en maar goed ook. Eén
brengt onheil, twee brengen geluk,
zegt mijn bron.
Zo.
Over rattus
norvegicus kan
ik het een andere keer nog eens hebben.