Ik
heb alweer lang niet over lelijke woorden gezeurd. Laten we dat een
verdienste noemen. Ik hou me in. In dit geval tot vanmiddag, toen ik,
herstellend van een ingrijpende ingreep door mijn tandarts, op de
sofa lag te suffen met de krant van zaterdag.
Daarin
staat een gesprek met vice-eersteminister Jambon en burgemeester
Close van Brussel. De heren zijn vriendelijk tegen elkaar. Natuurlijk
heeft Jambon in Antwerpen de toelating moeten vragen om met een PS'er
in de krant te komen. 't Is goed, hebben ze daar gezegd, maar nièt
samen op de foto. Dus zie je ze elk apart staan, tegen dezelfde egale
donkere achtergrond. Zo het echt om één foto gaat, staan ze naar
mijn schatting toch zo'n anderhalve meter van elkaar, de minister met
z'n rug driekwart naar de burgemeester gedraaid. Erg samen kun je dat
inderdaad niet noemen.
Maar dat ze hoffelijk met elkaar omgaan, is
een goede zaak. Al is het maar één keer, het is een stap vooruit.
Nu
ben ik weer veel te ver van mijn verhaal afgeweken. Het gaat over de
verkiezingsstrijd in Antwerpen. Die wordt gênanter met de minuut,
zegt de interviewer. Waarop Jambon antwoordt: Ik vind het een
beetje pijnlijk om commentaar te geven als concullega's in
moeilijkheden zitten. Hij bedoelt vice-eersteminister Peeters.
Mijn
tandpijn was al een tijdje bedaard, maar steekt nu weer in alle
hevigheid op. 'Wat zeg je?', vraagt mijn gade, die mijn gekreun
abusievelijk voor een mededeling neemt. 'Niets', zeg ik. En, wetend
dat ze dat antwoord in de regel niet erg op prijs stelt, murmel ik er
snel achter, dat het mijn tand is.
Die
is het natuurlijk niet. Kiespijn is erg, maar een woord zien als
concullega's is dat vele malen meer. Pijnstillers kunnen hier
niet helpen. Ik kan alleen hopen, dat ik gauw vergeet deze
wanstaltige lettercombinatie ooit te hebben gezien - hoe ze ook nog
zou klinken, ik mag er niet aan denken. Dat zou moeten lukken,
ik vergeet nog wel dingen. Dat het maar snel gaat, en dat het heel lang
mag duren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten