We
weten niet goed waar we zijn. Of hoe je zegt waar we zijn. We vragen
het aan de plaatselijke visser, die op de pier met een net in de weer
is. Ik zeg Lomener,
zegt de visser, als in Robert.
Klaar. Maar vraag het hier iemand anders, gaat hij door, dan zegt die
misschien Lomener,
als Roger.
We mogen dus kiezen. Zoals in Carpentras de Passage Boyer,
maar dat is ver van
hier.
Ik heb twee baguettes besteld in de bureau d'accueil. Ik kom ze
morgen ophalen. A demain,
zegt de mevrouw. Avec le soleil!
Sinon, pas de pain! Hier
praten ze veel over de zon, omdat ze niet vaak te zien is. In de
Intermarché heb ik voor veertig cent een kaartje gekocht met een
cartoon, die ook over de zon gaat, die ook niet te zien is. Nu, naar
Breizh
kom je niet voor 't mooie weer.
![]() |
Klik om te vergroten |