Als
je in de zee niet kunt zwemmen, omdat het te koud is, of erop varen,
omdat je geen boot hebt, of eronder naar Engeland rijden, omdat je
daar niet moet zijn, dan kun je altijd nog in de zee lopen, met droge
voeten, want hoge laarzen, in de branding net waar het strand
begint, over de krakende schelpen, westwaarts, waar bij zonzondergang
met wat geluk overweldigende rood-oranje luchten te zien zijn, zoals
gisteren, boven en ver voorbij het nieuw-mondaine Nieuwpoort, terwijl
aan je rechterkant een vissersboot met je opvaart, de netten uit, een
dichte zwerm krijsende meeuwen in zijn zog, het is vloed, het strand
is smal, het brengt de mensen dichter bij elkaar, zoals dat hoort aan
de vooravond van weer een nieuw jaar, dat wel weer niet veel van het
vorige zal verschillen, maar nu doen we even alsof dat wel zo is,
wel zal zijn, het wordt een bijzonder jaar, je
moet honderd en één jaar wachten voor dat nog eens is, dat is veel
langer dan je wachten kunt, en hoe de wereld eruit zal zien in
eenentwintg eenentwintig, dat weet zelfs Jean-Marie Dedecker niet,
die toch burgemeester is van Middelkerke, waar ik morgen om nul uur
naar het vuurwerk ga kijken, dat wil zeggen in Westende, maar dat is
hetzelfde, en als je ook niet in de zee wilt
lopen, je kunt er altijd nog naar kijken, niets of niemand blijft
zolang hetzelfde als de zee, en altijd anders.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten