
Het moet 1 mei zijn en pas geregend hebben. Dan ga ik de tuin in, waar de jasmijnen staan, en de glycines, en de muguetjes, allemaal samen als was het op een hoopje. Ik haal diep adem. Wat ik ruik overstijgt het beschrijfbare vele malen. Hoe reukloos woorden zijn. Hoe kleurloos, zwart op wit, al doen ze vaak hun best om dat met mooie klanken te verbergen: aquamarijn, vermiljoen, karmijn, kobalt, scharlaken, magenta. Het lila van mijn seringen. Het wit van de meiklokjes. Het blauw van de regen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten