maandag 30 juli 2012

30 juli


De stad is gebouwd rond een hoge bult, en bovenop de bult staat een kerk. Een kathedraal. Je moet flink wat trappen op voor je erin komt. Daar vind je de gewone attributen: hoge zuilen, diffuus gekleurd licht door de glasramen, beelden, schilderijen. Bladgoud en houtsnijwerk. Zijbeuken met kapellen. Bij die kapellen staan borden opgesteld met gebeden die je kunt doen voor de heilige die daar huist, voor de problemen waar die over gaat.

Sint Jozef, zo heb ik vandaag geleerd, is voor de werklozen. Bij hem staat een gebed pour les personnes qui cherchent de l'emploi. Dat zal vast sneller gaan dan een procedure via de dienst voor arbeidsbemiddeling. Of het werkt is niet zeker, maar dat geldt ook voor de andere systemen. Je moet er vooral in geloven. En het spaart een hoop in ergernis en papierwerk. 

 

26 juli


La Bête de Gévaudan, eertijds ook bekend als la Bestia, heeft zich nog niet aan mij vertoond. Ik vind dat teleurstellend.

Het Beest houdt me bezig, ik heb er twee boekjes over gekocht, van de vele, waarin experten van velerlei pluimage (er zijn nogal wat curés bij) elkaar om de oren slaan met wilde argumenten om aan te tonen dat het een wolf is, dat het geen wolf is, dat het een mens is, dat het een beer is, een afgerichte hond, een hyena, je noemt het maar.

Anderzijds kan la Bête zich misschien beter niet aan mij vertonen, in acht genomen zijn gewoonte om mensen, akkoord het liefst kinderen en vrouwen, het hoofd af te bijten, hun ingewanden te eten en hun bloed te drinken.

Wel heeft zich aan mij een egeltje vertoond, dat op het heetst van de dag, rond een uur of twee, dwars over het grasveld voor mijn tijdelijke woning trok, hier en daar aan een grasspriet nippend, er kennelijk op rekenend dat geen mens of ander gevaarlijk dier het zou zien.

Het is waar, voor zo'n egeltje en menig ander frêle beest is er geen bloedstollender vijand dan de Mens, la Bestia par excellence. 

Het liefst zou ik nog een eend zijn. Een eend kan lopen, zwemmen en vliegen. Giet je er water op, de eend wordt toch niet nat.
 

dinsdag 24 juli 2012

Conversations

 


1.
Ik sta bij het bakje af te wassen.
Een dame komt warm water halen van het kraantje. Er zijn vier kraantjes, maar maar eentje geeft warm water.
De dame groet mij en zegt dat het 's avonds fris is.
Ik beaam dat.
Dan zegt ze nog een paar dingen, maar haar Frans is zo rad dat ik er niet veel van begrijp.
Allez, bonne vaisselle, zegt ze dan maar.
Kijk, daar kom ik naar Frankrijk voor.
Merci, zeg ik.

2.
Hebt u de wedstrijd gelopen?, vraag ik.
Hij knikt.
Eh bien, zeg ik, vous êtes très courageux.
Hij haalt de schouders op. Ce n'est qu'un semi, zegt hij.
Marathon, bedoelt hij, meteen fijn aangevend dat hij hele marathons gewend is.
Toch een zware wedstrijd, zeg ik nog. Met die hoogteverschillen.
C'est vrai qu'il y a quelques bonnes pentes, zegt hij.
De kunst van het understatement, je moet er niet voor naar Engeland. 

 

vrijdag 20 juli 2012

18 juli

 
Ik ben weer een jaar of tien, ik zit thuis op zo'n landerige zondagmiddag, en ik hoor de radio: Etienne Vanneste en zijn wekelijkse opera- en belcantoprogramma. La zingere-el-la!

Alleen ben ik vierenzestig, pas geworden: doing the garden, digging the weeds. Ik zit weer voor de kathedraal, rechts van mij staat weer het beeld van Urbanus V, de paus uit de Gévaudan. De voorgevel wordt met tussenpozen in blauw en paars en een soort groen verlicht, tot meerdere opluistering van Orfeón Donostiarra, het prestigieuze Spaanse koor dat al meegaat van 1897.

Zij zingen de grote koren uit de romantische Italiaanse opera's. De fragmenten worden zonder complexen als 'de vrais tubes' aangekondigd. Ze hebben de tand des tijds doorstaan, zegt de presentator, en zijn dus wel echte meesterwerken. Dat klinkt geloofwaardig genoeg, al is de redenering ook op Het loze vissertje van toepassing.

Mascagni, Donizetti, Verdi, Puccini, Rossini. Het ene stukje dat geen mondaine opera is, maar religieus werk, staat in de brochure als Petite messe solennelle, van Rossini. Ik geef het niet graag toe, maar Cum Sancto Spiritu steekt boven al het andere zangwerk uit. Zo klinkt het in de hemel, denk ik, even in mijn euforie vergetend dat er geen hemel is.

Nadat het reguliere programma is afgewerkt, blijft de plaatselijke bevolking hardnekkig in de handen klappen. Dirigent José-Antonio Sainz Alfaro weet wat hem te doen staat, hij haalt de bisnummers uit de kast. Het laatste: Edelweiss. Dan rijden we zingend naar ons voorlopig huis terug, mijn gade en ik, van Bless my homeland forever.

Waar dat homeland dan is, ik zou het niet weten. 
 

vrijdag 13 juli 2012

Hors série

 

Ik raakte in gesprek met een man voor de toog van McDo. Uit allerlei kraantjes en tuiten lekten en dropen dingen die in kuipjes gingen en die de mensen moesten opeten of -drinken. Nu, ik was nièt bij McDo om te eten, laat dat duidelijk wezen. Ik was er zelfs niet om iets te drinken, een café allongé die zij natuurlijk 'grand café' moeten noemen. Ik bestelde de koffie, omdat je bij McDo niet mag WiFi-en zonder iets te kopen. Toegegeven, ik heb hem ook opgedronken. Hij was tenslotte betaald. Dat moet je bij McDo altijd eerst doen, voor ze hun treurige dienblaadje voor je neus willen schuiven. Overigens hing de hele tent vol affiches, waarop werd gewaarschuwd voor slechte eetgewoontes: eet niet vet, stond er, mijd de suiker, neem veel verse groente. Ze werden grotendeels aan het gezicht onttrokken door de massa's gretige eters, die onophoudend af en aan liepen met bakjes vol frieten en kartonnen emmertjes cola.

Maar ik wijk af. Ik was in gesprek geraakt met deze man, en we hadden het na het uitwisselen van een paar beleefdheden over de onthaasting.
Ha, onthaasten!, zei de man schamper. Breek mij de bek niet open! Ik heb dat ook gehoord en gelezen. Rustig maar, heette het. Laat je niet langer opjagen. Stop de rat race. Ga maar eens lui achterover zitten en laat de anderen wat opdraven. Het leven is kort! Voel je vooral niet schuldig! Hij ging nog een tijdje door, en toen kreeg ik eindelijk de kans te vragen: En?

En? Nou, zei de man, vergeet het. Ik ben nu zo'n jaar of vier aan 't onthaasten, en ik kan u verzekeren, het is mooi geweest. Het mag wel weer een beetje mèèr zijn. Een fikse portie stress. Nog eens lekker jagen en jachten, met mijn voet schommelen onder tafel, met mijn vingers weer op het blad trommelen, hardop tegen mezelf praten op straat. Wekkers. Deadlines. Functioneringsgesprekken, laat maar komen. Onthaasten! Ik heb het vier jaar gedaan, en nu ben ik het wel. Ik val er staande van in slaap, zei de man, die er volgens mij toch beslist erg wakend uitzag. En u?,vroeg hij nog. Bent u ook onthaast?

Hij had gelijk, deze man met wie ik in gesprek was geraakt. Als verkwikkend dutje na een leven van betaalde arbeid heeft het vast zijn verdienste, maar te lang moet het ook weer niet duren. Het mag dan weer een beetje vooruit gaan. We namen in volle verstandhouding afscheid, hij met zijn torenhoge hamburger, ik met mijn bekertje koffie en mijn laptop.

zondag 8 juli 2012

Sound bites

1.

- Kijk, het weer.
- Ja. Nou. Wat staat er?
- Mooi weer.
- Is dat de wind?
- Ja. Kijk, hier, de wind.
- Maar hoe hard is die dan?
- Ja, nou, dat is dan weer niet aangegeven.

2.

- Zo! Nou!
- Oef! Veertig punt acht kilometer!
- Amai! Bij mij is het eenenveertig punt twee.
- Ja, maar gij hebt hem thuis al aangezet, en ik maar aan de ingang.
- A, ja. Awel, da was e schoen toerke!
- Dat heb ik niet verstaan. [algemeen gelach]
- Da's Belgisch. Dat we een schoon ritje gemaakt hebben.
- O! Ja, precies. Haha!

3.

- In België is het veertien graden.
- Ja?
- Ja. Ik heb met mijn dochter gebeld.
- Ha.
- Hier is het veertig punt twee, heb ik gezegd.
- In de caravan?
- Nee! Buiten! Buiten is 't warmer dan in de caravan.
- Ha ja?
- Ja. 't Is vandaag de warmste dag. Veertig punt twee. In de schaduw!
- Ja, da's warm.