1.
Het is augustus. Het is Provence. Het
is zevenendertig graden in het koelste hoekje dat ik kan vinden. En
ik heb een nieuwe broek nodig. Een korte broek. Shorts,
tegenwoordig. Een short, zegden we vroeger. Of nog vroeger: een korte
broek. Ik loop winkel in winkel uit in Avignon. Er is daar van alles
te koop. Maar geen korte broek. Mijn gade moet het me uitleggen. De
solden zijn voorbij, zegt ze. Nu zijn het de wintercollecties. Zij
heeft gelijk. De broeken die ik zie, zijn berekend op sneeuw en
ijzel. Ik moet denken aan een slogan uit mijn jonge jaren: Koopt
uw kolen in de zomer! Zo is het
nog steeds. De verkopers zullen wel zeggen wat je nodig hebt.
2.
Aan
het lezen: Congo, van
David Van Reybrouck. Een gebalde turf van 686 pagina's. Wat kun je
daar van onthouden? Congo
is een les. Verplichte lectuur voor alle Belgen die over hun land
lopen te zagen. Deze
zin vergeet ik toch niet meer. Het gaat over het jaar 2003, de tweede
Congo-oorlog, het bloedig conflict in het oosten tussen de Hema's en
de Lendu's, veetelers tegen landbouwers:
'Het
etnisch geweld in Ituri was geen atavisme, geen primitieve reflex,
maar het logische gevolg van grondschaarste in een oorlogseconomie
die de globalisering diende - en in die zin een vooraankondiging van
wat een overbevolkte planeet nog te wachten staat. Congo loopt niet
achter op de geschiedenis, maar vóór.'
Congo?
Vóór? Daar liepen wij toch?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten