On va se baigner, zeggen de Fransen. Het werkwoord roept
onweerstaanbaar beelden op van dames in overdadige badkostuums, heren
met gekrulde snorren in een gestreept 'eendelig badpak met knielange
pijpen en korte mouwen'*, die zich te water begeven in het Coxyde van
de Belle Epoque. Se baigner is een ernstige bezigheid, die
niets te maken heeft met het proestend en spetterend vertoon waar
hedendaagse strandgasten zich aan overgeven. Men waadt kniediep of
desnoods heupdiep de zee in, en kuiert vervolgens bedaard evenwijdig
met het strand op en neer in het water, luchtig keuvelend met een of
meerdere medebaders of -baadsters. Zo zie je het nog altijd, hier aan
de Etang de Thau. De badpakken zijn wat coulanter geworden, maar het
baden heeft verder niets aan sérieux ingeboet. Zwemmen? Dat is voor
toeristen zoals ikzelf, uitslovers die te diep de zee ingaan, en dan
door de redder in zijn bootje vriendelijk maar kordaat worden
teruggeroepen. U bent de gele boeien voorbij, zegt de redder. U
bevindt zich in de zone des pĂȘcheurs. Ik excuseer me, ik zeg
dat ik het niet gezien had. Ce n'est pas grave, zegt de redder
vaderlijk. Hij wijst me nog eens goed waar ik precies mag zwemmen. En
voor hij zijn bootje wegstuurt roept hij nog: Bonne baignade!
Het is vast een tactvolle terechtwijzing. Zo'n baignade als de mijne
lijkt inderdaad nergens op.
* Koninginnen aan de Noordzee - Scheveningen, Oostende en de
opkomst van de badcultuur rond 1900, red. Ben de Pater en Tom
Sintobin
Geen opmerkingen:
Een reactie posten