dinsdag 2 september 2014

2 september


Mensen uit het thuisland spreken mij aan. Dat het nu wel warm is hier. Ze kennen mij van haar noch pluim, en dat het warm is, dat kan iedereen zo voelen. Waarom spreken ze mij dan aan?

'Ik hoor dat gij ook Vlaams spreekt?', zeggen ze. Of ze krijgen mijn nummerbord in de gaten en ze zeggen: 'Nederlands? Français?' Dat is maar een wankele grond om een gesprek te beginnen.

Erger is dat ze ook andere dingen zeggen, zoals: 'Het wordt nu wel beter in België, nu de goeie eraan zitten'. Ik weet niet wie er nu in België aan zitten, ik ben op vakantie, maar ik betwijfel sterk of het de goeie zijn.

Er was ook een Nederlander die uitlegde wat een fijne humorist Geert Wilders is, en hoe er in zijn land veel te veel Marokkanen zijn. 'Een peloton mariniers eropaf', zei de Nederlander, die verder een vriendelijke man leek als hij over iets anders sprak, hij had nog in België gewerkt.

Zo is het nu altijd: ook de grootste klojo's hebben wel een aardig kantje, zodat je weer zegt: ach ja.

Ik stel me voor dat ik na mijn vakantie rondloop in mijn stad S, en daar voorbijgangers aanklamp en zeg: 'Ik hoor dat gij Vlaams spreekt?' En dan zeg ik: 'Geen wonder dat het hier naar de kloten gaat, nu de slechte eraan zitten'. En zij maar antwoorden: 'Ja, ja', want in dat soort gesprekken word je niet geacht tegen te spreken.

Dan komen ze thuis en ze zeggen tegen hun vrouw: 'Ik ben weer zo'n zure linkse zak tegengekomen op straat', en zij antwoordt: 'Ach, die mens zal ook wel zijn goeie kanten hebben'.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten