Mijn
gazon maaien is niet per se een aangename klus. Er moet geduwd worden
aan de maaier, die niet van het zelfduwende, nog minder van het
rijdende type is. Ook moet goed worden uitgekeken waar het snoer
ligt, de maaier wordt elektrisch aangedreven. Pas ik even niet op,
zoals gisteren, dan maai ik rats mijn eigen snoer door, pats, weg
stroom, extra knutselwerk om van de twee halve snoeren weer een lang
te maken, middels een aan het uiteinde gemonteerd mannetje en
vrouwtje. Daar komen schroevendraaiers bij te pas, een tang en een
aardappelmesje. Telkens als de bak vol is, moet die worden
losgemaakt, over de omheining van de kippenren getild en daar
leeggeschud. Onder het appelboompje moet bukkend gemaaid worden, op
straf van verwonding door een laag hangende tak. Na afloop moet de
grasmaaier schoongemaakt worden, de rond het blad aangekoekte aarde
moeizaam weggeschraapt. De aangenaamheid komt pas later, zoals wel
meer het geval is. Als ik lui in de strandstoel de krant lig te
lezen, een vadsig eilandje in een zee van fris geurend groen, de
merels en de eksters trippen vrolijk in het rond, zichtbaar blij met
het vers getrimde grasveld waar ze de pieren nu zo maar van op kunnen
rapen. Ik weet het, het is Wimbledon niet. Mijn gazon wordt ook niet
door amechtig kreunende tennissers
platgetreden.
zaterdag 23 april 2016
woensdag 20 april 2016
19 april
Volgens
Eva Berghmans in De Standaard van 16 april heeft Whatsapp
één miljard gebruikers, die elkaar per dag 45 miljard berichten
sturen. Ik denk altijd: wie telt dat allemaal? En hoe komt het dat de
cijfers altijd zo mooi rond zijn?
In
dit geval geloof ik er eerlijk gezegd ook geen bal van. Vijfenveertig
berichtjes per dag? Op zestien niet-slapende uren is dat bijna een om
de twintig minuten, dag in dag uit.
En één miljard gebruikers,
terwijl er toch maar zo'n zeven miljard mensen zijn, boorlingen en
baby's en kleuters en demente bejaarden inbegrepen? Als je ervan uit
zou gaan, dat toch een deel van die één miljard zijn Whatsapp wel
onder controle heeft, hoeveel berichtjes per dag stuurt dan de rest?
Overigens
was Berghmans' stuk Zet
een stoel bij voor de smartphone, over
hoe vrienden dezer dagen met elkaar omgaan, best het lezen waard.
Zo verneem je dat 'voor tachtig procent van de jongeren offline
vriendschappen belangrijker zijn dan online'. Mogelijk vinden
evenveel jongeren ook offline slapen belangrijker dan online, en naar
de kapper gaan. Tachtig procent, geen negenenzeventig.
En
ook: 'Als je je telefoon checkt terwijl je zelf aan het woord bent,
is het minder erg dan wanneer de andere aan het woord is'. Dat geldt
ook voor geeuwen of op je horloge kijken. Volgens mij kijken vijf
miljard mensen elke dag honderd keer op hun horloge. Ik bedoel
offline. Of online.
dinsdag 12 april 2016
12 april
Ik
krijg een brief met een foto. De brief is van drie oude kameraden,
met wie ik vijftig jaar geleden op school zat. De brief zegt dat ik op 11 november welkom
ben in de school 'voor een babbel over het wel en wee van
vroegere vrienden' en voor 'het ophalen van herinneringen'. Ik krijg
ook 'een receptie, een rondleiding op het domein en een
feestmaaltijd'. 'Onder meer', staat er nog bij, waarmee naar ik
vermoed een misviering wordt bedoeld.
De
foto toont vijf achter elkaar opgestelde in de hoogte oplopende rijen
achttienjarigen, keurig in de kleren, sommige met stropdas, andere
zonder. Die op de eerste rij zitten op een stoel, met gekruiste benen
en armen de fotograaf ernstig tegemoet kijkend. Zij zijn de slimste
jongens van de klas, meisjes bestonden niet in de school,
zij mogen hun plaats op de ererij delen met diverse heren van
onbestemde leeftijd van wie de meeste geen stropdas dragen maar wat
de Engelsen treffend een dog
collar
noemen, ten teken van hun bijzondere status: dit zijn geen mijnheren,
dit zijn eerwaarde heren.
Klik om te vergroten |
Het
tafereel straalt weinig vreugde uit, men speurt vergeefs naar enige
levenlust, laat staan de gretigheid die hoort te horen bij de aanvang
van het echte leven buiten de muren van de school. De
overheersende tinten zijn grijs en zwart, het faux air van sérieux
blijft steken in het vertrapte gras en in het hoog kwajongensgehalte
van de meeste gefotografeerden, zoals ook het jongetje helemaal
bovenaan in het midden van rij vijf, vlak naast de boom, je zou
zeggen: een stand-in uit een lager leerjaar, in extremis van de
speelplaats geplukt om een afwezige rijpere scholier te vervangen.
Welke herinneringen aan de school wil ik op 11 november ophalen? Wil ik een rondleiding op het domein, waarvan de treurnis mij na vijftig jaar onverminderd toewaait in een melange van wierook en weilucht? Een heilige mis, nog een, nog een keer Spreek Geer, uw dienaar luistert?
Welke herinneringen aan de school wil ik op 11 november ophalen? Wil ik een rondleiding op het domein, waarvan de treurnis mij na vijftig jaar onverminderd toewaait in een melange van wierook en weilucht? Een heilige mis, nog een, nog een keer Spreek Geer, uw dienaar luistert?
Een
babbel met de vrienden van vroeger zou me wel zinnen, ik zie menigeen
op de foto met wie ik graag nog een boompje op wil zetten. Niet om te
vragen wat ze nu doen: En
wat doet gij nu?,
zoals vijfentwintig jaar geleden, toen ik net zo'n brief kreeg en er
wel op af ging, want net als ik doen
zij allemaal inmiddels niet veel meer, dat krijg je na nog eens
vijfentwintig jaar. Wel hoe het gaat met de vrouw, de kinderen, de
kleinkindjes, met de gezondheid, en waar ze wonen en of het daar goed
is. Een volgende keer misschien, in 2041, maar graag
eens niet in de school.
vrijdag 8 april 2016
8 april
Heeft iedereen zijn zeg nu gehad over de aanslagen in Brussel? Brusselmans ook? Bracke? Goed. Dan kunnen we eindelijk hopen nog eens wat anders te lezen op de opiniepagina's van onze kwaliteitskranten.
De volksraadpleging in Nederland bijvoorbeeld, het moet niet altijd serieus zijn. Waar die volksraadpleging over ging weten de Nederlanders ook niet, maar: het volk is kwaad, en wie kwaad is, stemt tegen. Dat had Rutte moeten weten. Had hij zijn vraag slimmer gesteld. Bijvoorbeeld: Bent u voor of tegen de niet-ratificering van de Associatieovereenkomst tusssen de Europese Unie en Oekraïne? Iedereen: Tegen! Klaar.
Goed,
zestig procent van dertig procent, maar dat is genoeg.
donderdag 7 april 2016
7 april
Gelezen
bij deredactie.be: mensen die andere mensen op taalfouten wijzen,
zijn niet sympathiek. Er is onderzoek naar gebeurd, het gaat om een
wetenschappelijk aangetoond feit. Taalpuristen zijn ook introverter
dan de normale, niet over taalfouten zeurende medemens.
Zou
het kunnen dat het niet om de taal gaat, maar om de fouten? Zou het
kunnen dat mensen die andere mensen op fouten tout
court
wijzen niet sympathiek zijn? Zo'n politieagent die zegt: mijnheer, u
hebt uw gordel niet om, zou het kunnen dat die agent ook niet
sympathiek is? Of die dikke in de jury die zegt: mevrouw, uw stem is
wel mooi, maar u kunt geen toon houden? Of de tandarts: mijnheer, uw
achterste kiezen zijn niet goed gepoetst? Wie zou dat nu een
sympathieke tandarts vinden?
Zelf
vind ik mensen die taalfouten maken niet minder sympathiek dan mensen
die er geen maken. De taalfouten zelf zijn volgens mij niet
sympathiek. Maar ik geef toe, dat laatste is nog niet door enig
wetenschappelijk onderzoek gestaafd.
Abonneren op:
Posts (Atom)