zaterdag 23 april 2016

23 april


Mijn gazon maaien is niet per se een aangename klus. Er moet geduwd worden aan de maaier, die niet van het zelfduwende, nog minder van het rijdende type is. Ook moet goed worden uitgekeken waar het snoer ligt, de maaier wordt elektrisch aangedreven. Pas ik even niet op, zoals gisteren, dan maai ik rats mijn eigen snoer door, pats, weg stroom, extra knutselwerk om van de twee halve snoeren weer een lang te maken, middels een aan het uiteinde gemonteerd mannetje en vrouwtje. Daar komen schroevendraaiers bij te pas, een tang en een aardappelmesje. Telkens als de bak vol is, moet die worden losgemaakt, over de omheining van de kippenren getild en daar leeggeschud. Onder het appelboompje moet bukkend gemaaid worden, op straf van verwonding door een laag hangende tak. Na afloop moet de grasmaaier schoongemaakt worden, de rond het blad aangekoekte aarde moeizaam weggeschraapt. De aangenaamheid komt pas later, zoals wel meer het geval is. Als ik lui in de strandstoel de krant lig te lezen, een vadsig eilandje in een zee van fris geurend groen, de merels en de eksters trippen vrolijk in het rond, zichtbaar blij met het vers getrimde grasveld waar ze de pieren nu zo maar van op kunnen rapen. Ik weet het, het is Wimbledon niet. Mijn gazon wordt ook niet door amechtig kreunende tennissers platgetreden.

woensdag 20 april 2016

19 april


Volgens Eva Berghmans in De Standaard van 16 april heeft Whatsapp één miljard gebruikers, die elkaar per dag 45 miljard berichten sturen. Ik denk altijd: wie telt dat allemaal? En hoe komt het dat de cijfers altijd zo mooi rond zijn?

In dit geval geloof ik er eerlijk gezegd ook geen bal van. Vijfenveertig berichtjes per dag? Op zestien niet-slapende uren is dat bijna een om de twintig minuten, dag in dag uit. 

En één miljard gebruikers, terwijl er toch maar zo'n zeven miljard mensen zijn, boorlingen en baby's en kleuters en demente bejaarden inbegrepen? Als je ervan uit zou gaan, dat toch een deel van die één miljard zijn Whatsapp wel onder controle heeft, hoeveel berichtjes per dag stuurt dan de rest?

Overigens was Berghmans' stuk Zet een stoel bij voor de smartphone, over hoe vrienden dezer dagen met elkaar omgaan, best het lezen waard. Zo verneem je dat 'voor tachtig procent van de jongeren offline vriendschappen belangrijker zijn dan online'. Mogelijk vinden evenveel jongeren ook offline slapen belangrijker dan online, en naar de kapper gaan. Tachtig procent, geen negenenzeventig.

En ook: 'Als je je telefoon checkt terwijl je zelf aan het woord bent, is het minder erg dan wanneer de andere aan het woord is'. Dat geldt ook voor geeuwen of op je horloge kijken. Volgens mij kijken vijf miljard mensen elke dag honderd keer op hun horloge. Ik bedoel offline. Of online.

dinsdag 12 april 2016

12 april


Ik krijg een brief met een foto. De brief is van drie oude kameraden, met wie ik vijftig jaar geleden op school zat. De brief zegt dat ik op 11 november welkom ben in de school 'voor een babbel over het wel en wee van vroegere vrienden' en voor 'het ophalen van herinneringen'. Ik krijg ook 'een receptie, een rondleiding op het domein en een feestmaaltijd'. 'Onder meer', staat er nog bij, waarmee naar ik vermoed een misviering wordt bedoeld.

De foto toont vijf achter elkaar opgestelde in de hoogte oplopende rijen achttienjarigen, keurig in de kleren, sommige met stropdas, andere zonder. Die op de eerste rij zitten op een stoel, met gekruiste benen en armen de fotograaf ernstig tegemoet kijkend. Zij zijn de slimste jongens van de klas, meisjes bestonden niet in de school, zij mogen hun plaats op de ererij delen met diverse heren van onbestemde leeftijd van wie de meeste geen stropdas dragen maar wat de Engelsen treffend een dog collar noemen, ten teken van hun bijzondere status: dit zijn geen mijnheren, dit zijn eerwaarde heren.

Klik om te vergroten
De overige jongelui zijn staande te zien, zij het niet alle even goed. Met name de jongens in rij drie is weinig recht gedaan: van hen zie je niet veel meer dan het hoofd en net nog een stukje borst en schouder. Ook die op de vijfde en hoogste rij zijn iets minder prominent in beeld gebracht dan hun vrienden op rij vier.

Het tafereel straalt weinig vreugde uit, men speurt vergeefs naar enige levenlust, laat staan de gretigheid die hoort te horen bij de aanvang van het echte leven buiten de muren van de school. De overheersende tinten zijn grijs en zwart, het faux air van sérieux blijft steken in het vertrapte gras en in het hoog kwajongensgehalte van de meeste gefotografeerden, zoals ook het jongetje helemaal bovenaan in het midden van rij vijf, vlak naast de boom, je zou zeggen: een stand-in uit een lager leerjaar, in extremis van de speelplaats geplukt om een afwezige rijpere scholier te vervangen. 

Welke herinneringen aan de school wil ik op 11 november ophalen? Wil ik een rondleiding op het domein, waarvan de treurnis mij na vijftig jaar onverminderd toewaait in een melange van wierook en weilucht? Een heilige mis, nog een, nog een keer Spreek Geer, uw dienaar luistert?

Een babbel met de vrienden van vroeger zou me wel zinnen, ik zie menigeen op de foto met wie ik graag nog een boompje op wil zetten. Niet om te vragen wat ze nu doen: En wat doet gij nu?, zoals vijfentwintig jaar geleden, toen ik net zo'n brief kreeg en er wel op af ging, want net als ik doen zij allemaal inmiddels niet veel meer, dat krijg je na nog eens vijfentwintig jaar. Wel hoe het gaat met de vrouw, de kinderen, de kleinkindjes, met de gezondheid, en waar ze wonen en of het daar goed is. Een volgende keer misschien, in 2041, maar graag eens niet in de school.

vrijdag 8 april 2016

8 april



Heeft iedereen zijn zeg nu gehad over de aanslagen in Brussel? Brusselmans ook? Bracke? Goed. Dan kunnen we eindelijk hopen nog eens wat anders te lezen op de opiniepagina's van onze kwaliteitskranten. 

De volksraadpleging in Nederland bijvoorbeeld, het moet niet altijd serieus zijn. Waar die volksraadpleging over ging weten de Nederlanders ook niet, maar: het volk is kwaad, en wie kwaad is, stemt tegen. Dat had Rutte moeten weten. Had hij zijn vraag slimmer gesteld. Bijvoorbeeld: Bent u voor of tegen de niet-ratificering van de Associatieovereenkomst tusssen de Europese Unie en Oekraïne? Iedereen: Tegen! Klaar.

Goed, zestig procent van dertig procent, maar dat is genoeg.

donderdag 7 april 2016

7 april


Gelezen bij deredactie.be: mensen die andere mensen op taalfouten wijzen, zijn niet sympathiek. Er is onderzoek naar gebeurd, het gaat om een wetenschappelijk aangetoond feit. Taalpuristen zijn ook introverter dan de normale, niet over taalfouten zeurende medemens.

Zou het kunnen dat het niet om de taal gaat, maar om de fouten? Zou het kunnen dat mensen die andere mensen op fouten tout court wijzen niet sympathiek zijn? Zo'n politieagent die zegt: mijnheer, u hebt uw gordel niet om, zou het kunnen dat die agent ook niet sympathiek is? Of die dikke in de jury die zegt: mevrouw, uw stem is wel mooi, maar u kunt geen toon houden? Of de tandarts: mijnheer, uw achterste kiezen zijn niet goed gepoetst? Wie zou dat nu een sympathieke tandarts vinden?

Zelf vind ik mensen die taalfouten maken niet minder sympathiek dan mensen die er geen maken. De taalfouten zelf zijn volgens mij niet sympathiek. Maar ik geef toe, dat laatste is nog niet door enig wetenschappelijk onderzoek gestaafd.