Ik zat wat te soezen in mijn tuin, het was een
zonnige windstille middag in oktober, toen ik opgeschrikt werd door
vliegtuiggeronk. Een helikopter vloog op geringe hoogte over mijn
huis. Ha, dacht ik, de ambtenaren weer, kijken of ik tersluiks niet
een carport in ons hofje gepoot heb, zonder bouwvergunning.
Plotsklaps ging er onder in het hefschroeftuig een luik open, en tientallen papieren snippers dwarrelden als confetti naar beneden. Een goed deel ervan kwam op mijn gazon terecht. Toen ik een ervan opraapte, bleek het een bankje van vijftig euro te zijn.
Ik kon mijn ogen niet geloven, maar mijn gade, die naast mij had liggen soezen, was minder onder de indruk. 'Eindelijk', zei ze. 'Ik dacht dat ze het nooit meer zouden doen.' 'Wie?', vroeg ik. 'De ECB', zei mijn gade. 'De Europese Centrale Bank.' 'Wat doen?' 'De economie weer op gang brengen', doceerde mijn gade. 'De consumptie aanwakkeren. Iedereen geld geven, voor niets.' Ik keek haar ongelovig aan. 'Helikoptergeld', zei ze. 'Nooit van gehoord? Je moet de Financial Times wat vaker lezen.'
Het vliegtuig maakte nog verschillende rondjes boven mijn tuin, en toen het voor goed vertrokken was, raapten wij liefst zestig biljetten op. 'Klopt', zei mijn gade. 'Drieduizend euro per gezin'. 'Prachtig', zei ik. 'Laten we ze direct gaan opmaken'. 'Geen sprake van', was de kordate repliek. 'Dat geld gaat op de spaarrekening. Je weet maar nooit wat de toekomst nog brengt'.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten