Vandaag ben ik naar Nederland gereden. Niet om er iets te kopen in een winkel die wel open was, maar om te wandelen langs de Westerschelde, waar borden staan opgesteld met een waarschuwing voor de oesterschelpen met scherpe randen die je er aantreft. Deze kunnen diepe snijwonden veroorzaken, het is maar dat je het weet.
Zo goed als pal op de grens, die er niet meer is, stond een wat in zichzelf gekeerd gebouwtje met heggen en schuttingen er rond, en op een bord in sierlijke letters: Club Goesting. Er hoorde vast ook een licht bij, ongetwijfeld rood, maar het was uit, en de Club was toe.
Een sprekender teken van dit barre heilloze tijdsgewricht heb ik niet gezien. De treurnis, ook al scheen de zon. En hoe de goesting van dat bord droop, terwijl er niemand in de buurt was om er iets aan te doen. Je komt geen mensen meer tegen.
Als ik toch ooit nog eens iemand tegen zou komen, die mij zou vragen waar ik vandaan kom, dan neem ik me voor te antwoorden: een onbereikbare stad waar tapijtwevers en borstelmakers met een olijfkleurige teint wonen die men Egyptenaren noemt.
De typering is van Louis Seynaeve, of van Bekka Cosijns of van haar broer Tetje. Ziedaar drie mensen die ik wreed graag eens zou tegenkomen, of hun bedenker, maar dat kan al helemaal niet, want meester Claus is bij de mieren.
Nederland is een groot woord voor het strookje polder bezuiden de Schelde dat eigenlijk bij België hoort, maar we hebben het in 1830 laten liggen. Beter zo: het is er uitgestrekt en ordentelijk, op de Westerscheldeoever staan geen appartementsblokken van negen hoog.
In de Bar Goed kun (of kon) je in normale tijden iets drinken op het buitenterras met uitzicht op het water. De golfslag op het strand is mild maar toch goed hoorbaar. Wat een heerlijke naam voor een drinkplek ook. Wie heeft hem bedacht? En Club Goesting?