Kranten
lezen gebeurt op eigen risico. Van moedeloosheid, of
van totale wanhoop. Dan gaat het niet over de sportveslaggeving of
het economisch nieuws, hooguit goed voor wat onbestemde
neerslachtigheid. Het botte geweld, de onversneden kwaadaardigheid,
de wreedheid, het bloedstollende cynisme: het is de slechtheid
van zo vele mensen die altijd weer de adem afsnijdt.
Hoe
kan dat toch? Ja, er zij goede en slechte mensen. Zo'n acht procent
is echt goed, vond Harry Mulisch, of toch zijn personage Onno Quist
in De
ontdekking van de hemel. En
acht procent is door en door slecht. De rest weet het niet zo goed,
en kan even goed met de eerste als met de laatste acht meelopen. Elke
dertiende mens moet je dus in de gaten houden, zei Mulisch, voor het
gemak even afrondend naar boven.
Tot
zover heb ik het wel begrepen. Maar toch: als de goede mensen een
wereld voorstaan die aantoonbaar beter is dan die van de slechte:
vrediger, mooier, duurzamer, aangenamer, hoe komt het dan dat zij die
vierentachtig twijfelaars niet achter zich kunnen krijgen, of toch
niet genoeg ervan om de verziekers, de verneukers, de verkloters eens
en voor goed opzij te zetten?
Het
komt wel goed, zegt Rutger Bregman in De
geschiedenis van de vooruitgang.
De wereld wordt met de dag beter, het gaat alleen traag. Wie achterom
kijkt, ziet dat het vroeger nog een hoop slechter was. Dat zal dan
wel. Té traag, vind ik toch.
Be
good,
zeggen de Engelsen. Maar wij zeggen: braaf zijn. Zou het daar kunnen
zitten? Het misverstand dat goede mensen ook brave
mensen zijn, en dus altijd maar op hun kop laten zitten? Mogelijk is
acht procent van de mensen te goed opgevoed: beleefd blijven, niet
dringen, niet tegenspreken. Dat vinden die andere acht prima. Zo
bekeken gaat het minder over goed en slecht, dan over zwak en sterk.
The
hammers and the nails,
zo heb ik de mensheid ook nog horen indelen. Tja. Ik zei het al: van
kranten lezen word je niet vrolijk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten