De
eerste vijftien minuten van het nieuwe jaar heb ik omhoog kijkend
doorgebracht. Ik hield er een stijve nek van over, op mijn netvlies
de afdruk van een paar honderd vuurpijlen in rood en groen en goud.
Sommige sisten, de meeste knalden, enkele knisperden en knetterden
als een droog houtvuurtje. Alleen, vaker per vijf of per tien, af en
toe in een aanhoudend snelvuur van klappen en flitsen.
Ik kan ze nu nog zien, als ik mijn ogen toeknijp. Hartverwarmend was
het, al vroor het maar net niet en woei er een snijdend windje uit
het binnenland. Links van me stond een jong stel trappist te drinken.
Mogelijk uit de Franse Gemeenschap, uit het Waalse of anders het
Brusselse Gewest, ze spraken Frans. Misschien waren ze gewoon ook uit
Bray-Dunes afgezakt. Rechts een groepje schuimwijn drinkende mensen
die Duits spraken. Zo kon ik me, op een bar koude winternacht aan
zee, weer even in België voelen zoals het moet zijn: ingewikkeld,
drietalig en plezant. Allez vooruit, gute Leute, bonne année.
Heb ook omhoog staan kijken, op nieuwjaarsnacht. Op de markt in Sint-Niklaas 800. Feeërieke tafereeltjes van in de lucht hangende fietsers. Sommigen zongen en anderen gooiden allerlei snippers naar beneden. Geen vuurwerk, wegens te gevaarlijk in deze tijden. De burgemeester en een schip (vrouwelijk van schepen?) spraken het volk toe, met een bevlogenheid en een charisma van de edelfiguranten uit ‘Met man en macht’, en daarna een Waas volkslied (Jef Burm?) en een raar disco-duo dat ongeveer iedereen snel naar de uitgang dreef. Bij Sint-Niklaas 1000 ga ik nog es terug.
BeantwoordenVerwijderenTja. Een wild feestende stad zal het nooit worden, vrees ik. Misschien de cyclocross op 't Ster, maar daar ben ik nog niet geweest. Toch een goed jaar, Frank, en tot gauw eens.
Verwijderen