Ik ben nog in Italië op reis geweest. Overal waar ik kwam stonden kerken. Kleine chiesa's, enorme duomo's, en alle maten ertussenin. Ik vond dat ik, in Italië zijnde, zoveel mogelijk van die kerken moest gaan bekijken. Meestal was dat de moeite waard, in zo'n kerk viel altijd wel iets moois te zien. Een kleurig heiligenbeeld, een fraaie doopvont, een excentriek wijwatervat. Tot het verzadigingspunt werd bereikt, en dan overschreden. Nu is het wel goed, zeiden mijn gade en ik dan tegen elkaar (op zo'n reis praten we grotendeels tegen elkaar), nu even geen kerken meer.
In Thailand is het niet anders. Op elke straathoek, maar ook buiten de stad, aan de kant van stille bochtige wegjes, staat wel een wat. Net als in Italië valt er in elke wat wel wat te zien. Boeddha's in alle maten, staande, zittende, liggende 'reclining' boeddha's. Op de muren geschilderde taferelen uit het leven van Boeddha. Potjes en pannetjes, vlagjes, lintjes, beeldjes, bestofte snuisterijen. In elke hoek een offerblok met het verzoek een donation te doen. Een bord met 'women are prohibited to step on this stage'. De namen zijn lang en onbegrijpelijk: Wat Sri Rong Muang, Wat Pongsanuk, Wat Phra Kaew Don Tao. Nu dat geldt niet minder voor zo'n Chiesa della Madonna del Soccorso, zullen de Thais wel vinden.

Geen opmerkingen:
Een reactie posten