maandag 12 november 2012

12 november


In mijn familie werd niet verjaard. De dag van onze geboorte ging door voor immemorabel, en als je erover nadenkt, zo is dat ook. Wat er op zo'n geboortedag al gepresteerd wordt, is geheel op het conto van je moeder, die het werk moet doen, volkomen terecht arbeid genoemd. De rol van je vader, hoe veel geringer en vrijblijvender en retroactiever ook, is nog altijd groter dan de jouwe, waar de taal als vanzelf de lijdende vorm voor heeft voorzien. Wat doe je? Niets. Je wordt geboren. 

Wat wij wel het vieren waard vonden, was onze feestdag. De dag die op de kalender door de heilige was bezet naar wie je ouders je hadden genoemd. Simpel, toch als je Jef of Jos heette (19 maart), of Cécile (22 november). In mijn geval lag het iets moeilijker, want mijn feestdag werd op de meeste kalenders door rivaliserende heiligen bezet, van wie Renatus (van Angers) de meest prominente was. 

Het maakte me niet veel uit. Waar het om ging op 12 november, was dat ik cadeautjes kreeg. Geen riskante verrassingen, maar dingen die ik zelf vooraf mocht bestellen: een wagongschie voe mienen tring en de laatste Wipneus en Pim of Puk en Muk. Mijn ouders leverden de wagonnetjes, mijn meter de boekjes. Ik heb ze nog keurig op de plank staan, daar zal de verwoestende opkuis die in mijn huis aan de gang is niets aan veranderen. Als de kleinkindjes komen logeren, lees ik ze er uit voor.

Zalige feestdag, zegden wij tegen de gelukkige, en zo was het helemaal. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten