Ik
loop op het strand van Torre del Lago op zoek naar een plekje om mijn
badhanddoek neer te leggen, en mezelf erop. Dat duurt wel even. De
Italiaanse zeden willen dat de honderden en honderden kilometers
strand die het land rijk is, verdeeld zijn in allemaal kleine
stukjes, waar middenstanders tegen betaling badgasten mogen toelaten.
Vele en vele duizenden parasols en strandstoelen staan in strak gelid
langs de zee opgesteld. Wie iets betaalt, mag daar op of onder gaan
zitten of liggen. In het obligate bijhorende etablissement zijn
panini en gelati en andere dingen te koop. De kust, om
het maar eens korter te zeggen, is totaal geprivatiseerd, en ziet er
ook zo uit. Lelijk.
Niet
echt totaal: tussen het geldgewin is hier en daar een strookje strand
vrij toegankelijk. Daar ben ik naar op weg. Je mag er zo maar gaan
liggen, voor niets. Het is er flink vuiler dan elders, er wordt niet
schoongemaakt. Wie er per ongeluk zou beginnen te verdrinken in zee
heeft pech: elders dan op de andere strandjes, die allemaal een
salvataggio- ploeg met boot hebben, is de drenkeling hier op
zichzelf aangewezen.
Ik zie het allemaal rond me, en ook de
tientallen mensen die beladen met strandlakens en hoedjes en tassen
en zonnebrillen en andere rommel uren langs het water lopen, in de
hoop dat iemand ooit misschien iets van ze koopt.
Dit
is nou kapitalisme, denk ik bij mezelf, als ik plots word opgeschrikt
door een luidspreker die loeihard reclameboodschappen over het strand
begint uit te braken. Ik stap harder door, maar het geraas blijft me
onverminderd volgen. Op ieder strandje moet wel zo'n luidspreker
staan, denk ik moedeloos, vluchten kan niet meer. Net dan kijk ik
even opzij naar de zee, en zie daar een boot varen evenwijdig met het
strand. Er staan twee gigantische luidsprekers op.
De
Italianen mogen in hun betaalde vakantie naar zee gaan, als ze dat
willen, het is een vrij land, maar de reclame horen is wel verplicht.
Ze niet horen is misschien niet verboden, het is wel onmogelijk. Zo
moet het ook: Groei, groei, groei. Jobs, jobs, jobs.
Ik
leg mijn handdoek neer op een plekje waar nog niemand zit, wacht tot
de boot eindelijk voorbij is, ik stap de zee in en zwem. Tot de zee, tot
nu toe, is de toegang gelukkig nog voor iedereen vrij. Nu niet te ver gaan: een redder is er niet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten