zondag 23 juni 2019

23 juni


Gezien op de markt: een man met een t-shirt waarop stond: Un mec comme moi, ça ne se fait plus. Geestig, en nog waar ook. Toen keek ik naar zijn gezicht. Man, wat liep die man te balen! Ruzie met het lief, tegen zijn zin de markt op gestuurd, kon het kraam met de virgules niet vinden. Ik weet niet wat er aan de hand was, maar de moraal is duidelijk: koop geen t-shirts met geestige spreuken, want voor je het weet, ben je vergeten wat erop staat, en valt je norse kop pas echt op.

Gehoord op het terras:
Ober: On s'occupe de vous?
Klant: Non.
Kijk zo voel ik me ook wel eens. Of dat goed is of slecht, hangt van de situatie af.

zaterdag 22 juni 2019

22 juni


Ik heb een nieuw horloge gekocht. Mijn vorige was ik kwijt geraakt. Ik mag niet zeggen: mijn oude, want het was nog behoorlijk nieuw. Mijn oude horloge ging al een hele tijd mee, maar toen viel de wijzer eraf. Ik bracht het naar de hersteller, hij zette de wijzer er weer aan. Toen viel ie er weer af. Na twee keer gaf de hersteller het op, en kocht ik een nieuw horloge. Dat ben ik dan kwijt geraakt, ik denk in de douche. Zeker is dat niet. Het is zoals mijn bril. Die ben ik denk ik kwijt geraakt op het strand. Maar ook dat weet is niet zeker. Ik ben al best wat brillen kwijt geraakt, maar ik wil het nu over mijn nieuwe horloge hebben. Het ziet er erg goed uit, en duurder dan het geweest is. Ik was best in mijn nopjes toen ik de winkel uitstapte. Vraag eens hoe laat het is, zei ik tegen mijn gade. Dat is onder ons een oud grapje. Hoe laat is het? vroeg mijn gade. Ik zei het haar. Later op het strand vroeg ze het weer eens. Ik keek op mijn horloge, maar ik kon niet zien hoe laat het was. De wijzerplaat schitterde te veel in de zon, de streepjes en de wijzers waren te dun, de secondewijzer zag er veel te veel als de minutenwijzer uit. Ik denk dat ik dat horloge ga omruilen. Dat mocht, stond er op de bon. Ik kies nu een horloge met dikke wijzers, zonder secondewijzer, met vette goed leesbare cijfers. Ik zie me de winkel al uitkomen. Hoe laat is het? vraagt mijn gade. Later, zeg ik. Op het strand.

donderdag 20 juni 2019

20 juni



In elke fractie zit wel een zatte nonkel, vindt Geert Bourgeois. Dan moet je maar even de andere kant opkijken. Het is een sterk beeld, en een zwak excuus. 

Hij doelt op Vox, de Spaanse nationalisten in zijn ECR-fractie, die, anders dan de Vlaams-nationalisten en Geert Bourgeois, hun land bij elkaar willen houden, en dus niets moeten van de Catalaanse nationalisten, die, zoals hun vrienden de Vlaams-nationalisten, van hun land af willen. 
 
Ik neem me nog zo vaak voor het niet meer over politiek te hebben. Maar nu ik toch weer begonnen ben: even dacht ik dat Bourgeois nonkel Jean-Marie bedoelde, die voor de verkiezingen een plekje kreeg op de lijst van de Nieuw-Vlaamse Alliantie. Als onafhankelijke, weet je wel. Elke stem telt.

Volgens mij is ook nonkel Theo een behoorlijk zatte nonkel, al vinden de meesten dat niet aan tafel bij de Nieuw-Vlaamse Alliantie. Nog altijd volgens mij vindt Geert Bourgeois dat wel, maar dan kijkt hij maar de andere kant op.

Het Vlaams Belang heeft ook zijn zatte nonkel. Vroeger hingen ze aan zijn lippen, nu hebben ze liever dat hij zwijgt. 't Is al goed, nonkel Filip, kun je nu horen, 't is al goed. Het Vlaams Belang is nu fatsoenlijk. 

Wel hebben ze voor de verkiezingen een plekje gegeven op hun lijst aan de piepjonge Dries. Als onafhankelijke, weet je wel. Dries is nog veel te jong en te nieuw in de familie om al nonkel te zijn. Hij is meer een zat aangetrouwd neefje, maar dat hebben ze nu nog niet door aan de tafel van het Vlaams Belang.

Ik moet het maar niet meer over politiek hebben. Ik doe het in de familie al lang niet meer, en zij ook niet. We praten wat, we drinken een glas, en we kijken allemaal een andere kant op.

dinsdag 18 juni 2019

18 juni (bis)


A plus tôt, zei ik tegen Annie, en ze lachte eens. Ja natuurlijk. A plus tôt! Ze lachte me niet uit. De Fransen zijn het gewoon, dat buitenlanders hun taal molesteren. Ze laten de domste fouten passeren, dat is aardig van ze. 

Zelf voelde ik me diep belachelijk. Ik kan in mijn geflatteerde zelfbeeld - wie heeft geen geflatteerd zelfbeeld? - vrij goed in het Frans uit de voeten, en dan zeg ik: à plus tôt. Natuurlijk wou ik zeggen: A plus tard. Maar net voor ik het zei, dacht ik: laat me nu maar eens A bientôt zeggen. Het had ook A tantôt kunnen zijn. Je hoeft niet zo verstrooid of wat warrig te zijn, om die dingen dan door elkaar te halen. 

Ik ben wel een beetje verstrooid. Het blijft een dwaze blunder, waar ik me nu nog om geneer. Ik was er beter niet over begonnen. Maar ik dacht: als ik het nu eens aan iedereen vertel, dan is het van me af. Missen is menselijk. Er lopen ook niet zoveel Fransen rond die uit de voeten kunnen met Tot zo, of Tot later, of Tot ziens. Dan heb ik het nog niet over Doei!  

Gisteren op het strand zaten vier vrouwen luidkeels en zonder stoppen te tetteren. Het was zo erg, dat ik er mijn oordopjes voor heb ingebracht. Op slag hoorde ik het klotsen van het water niet meer, en het lachen van de meeuwen. Dat was erg, maar minder erg dan het getetter van die vrouwen. 

Het rare was, dat ik met geen middel kon raden welke taal die vrouwen spraken. Niet dat ik zoveel talen ken, maar door de band vang je wel een paar woorden of klanken op die aan een taal doen denken. Iets Portugeesachtigs, of iets Slavisch, of Maghrebijns, of Fries. De toon had wel iets Scandinavisch, zodat mijn gade en ik besloten dat het misschien wel Fins was, of IJslands. 

Als iedereen nu eens dezelfde taal sprak, en dan bedoel ik niet per se slecht Engels, dan had je geen gedoe. Daar staat wel tegenover, natuurlijk, dat ik dan niet alleen gekweld werd door het getetter van die vier vrouwen, maar ook nog eens door wat ze zo allemaal tetterden. 

Anderzijds, ze tetterden natuurlijk zo hard, omdat ze wisten dat niemand hen verstond. In het andere geval hadden ze misschien, zoals dat hoort, met gedempte stem van gedachten gewisseld. Dan wist ik nog niet wat ze allemaal zegden, en kon ik wel het water horen klotsen. 

Misschien moet ik maar gewoon thuis blijven. Daar zeg ik tegen zo'n Annie: Allee, salukes! Geen gevaar dat ik me daarin mispak.

18 juni


Juni is meer dan halfweg en ik heb van de maand nog maar twee stukjes geschreven. Dat is wel een dal van productiviteit. Ik weet wel, kwaliteit en kwantiteit en zo. Over dat eerste zal ik mij in dit verband niet uitlaten. Ze hebben me geleerd dat je bescheiden moet zijn. Desnoods vals, maar altijd bescheiden. Ik ken schrijvers die daar geen last van hebben. Met kwantiteit overigens ook niet. Ik ken een schrijver met lang haar die al tachtig boeken gemaakt heeft. Daarnaar gevraagd zegt hij graag vals bescheiden dat Simenon er nog veel meer had. Maar goed, twee stukjes in een dikke halve maand, dat schuurt toch tegen de ondergrens. Wat te doen, als de inspiratie opdroogt? Het is een probleem. In het ergste geval, als het echt acuut wordt, kun je er een stukje over schrijven. Kwalitatief kan dat nooit veel voorstellen. Het is een ingreep, een truc van de foor. Daar trapt ook niemand in. Mensen zijn alert tegenwoordig, geef ze eens ongelijk. Maar kwantitatief heb je wel gescoord. Drie stukjes in een goeie halve maand, dat is een productietoename met vijftig procent. Alstublieft. In alle bescheidenheid.

17 juni

De kleintjes zijn weer uitgevaren in hun Optimistjes. Ze hebben felgekleurde zeiltjes in rood en groen en geel, je ziet ze haarscherp voor je uit tegen de horizon. Het is feestelijk. Je denkt: bestaat er iets nòg feestelijkers dan dit te doen, zwemmen in de zee en kijken naar die Optimistjes? 

Het antwoord is nee. Maar pas nu op: het is niet zomaar het zwemmen. Zwemmen is best zalig, als het water niet te koud is en niet te warm, er is genoeg wind voor een beetje golving maar niet zoveel dat je elke keer met je kop ver omhoog moet om lucht te happen. Dat is als je zoals ik op je buik zwemt. Beginnersmodus, nu al een jaar of zestig. Verder ben ik niet geraakt. Als ik echt moe word, draai ik op mijn rug. 

Je mond is nu naar boven, ademen gaat min of meer ongestoord. Af en toe kun je best wel eens omkijken. Het zal maar gebeuren dat nog zo'n rugzwemmer uitgerekend jou kant op komt. Die kans wordt wel kleiner naarmate je verder uitzwemt, maar je moet nog terug ook natuurlijk. Dat kun je beter niet vergeten: je moet nog terug. 

Het zal maar gebeuren dat de wind terwijl je uitzwemt van richting verandert. Kleine venijnige spattende golfjes slaan zonder ophouden op je kop. Het strand is op slag drie keer zo ver nog weg. En je ziet het niet, je zwemt op je rug. Maar dat is het ergste niet. Rugzwemmen is saai. Ik bedoel: echt saai. Boring is het beste woord, helaas weer Engels. Maar dat is precies wat rugzwemmen is. 

Je kunt alleen naar de lucht kijken. Die is meestal egaal blauw, bij grauw regenweer ga je niet gauw te water. Daar kun je dan naar kijken: een egaal blauwe lucht. Met wat geluk wil er wel een meeuw overvliegen. In het beste geval een mouette rieuse. Je kunt even meelachen, maar lang duurt het niet. Boredom cloudless and entire, in de onnavolgbare woorden van Martin Amis. 

Het zal allemaal wel erg blasé zijn. Dat gaat naar zee in juni, dat ligt op het strand te zonnen of zwemt een beetje, en dat klaagt dat het saai is. Maar zo heb ik het niet bedoeld. Ik wou net zeggen dat niets feestelijker is dan zwemmen in zee. Dat heb ik toch gezegd, hier helemaal bovenaan? Dat ik er ook graag nog iets bij te zien heb, is dat zo raar dan? Je gaat toch ook niet wandelen met je ogen toe? Of met je neus in de lucht? 

Maar het zal wel niet helpen. Dat heb je met communicatie: zeg maar om het even wat, gegarandeerd klinkt het helemaal anders. Interviewers weten dat goed. Daar wil ik nog eens heel goed over nadenken, zegt de geïnterviewde. Hoor ik u nu zeggen dat u het voorstel afwijst? Dat soort trucs. Nee, mijnheer. Ik zeg dat ik er nog eens heel goed over na wil denken. Ik zei alleen, dat zwemmen op de rug saai is.

maandag 10 juni 2019

10 juni


We zitten in Pas-de-Calais, zei ik. Je kunt daar beter blijven, was het antwoord. Het was zondagavond 26 mei. Mijn correspondent zat een beetje naar de eerste kiesresultaten te kijken. Hij had twee keer gestemd, een keer voor hem, en een keer voor mij. Het had niet veel geholpen. De mood bij nogal wat landgenoten was grimmig - in onze stad S nog meer dan gemiddeld. Sindsdien heb ik ook een paar kranten gelezen. Je moet geen paranoïde linkse rakker zijn (of rukker, of rat) om de lijn te ontwaren van Antwerpen naar  Middelkerke naar Vlaams Belang naar Schild en Vrienden. Men gunt elkaar een plekje op de lijst. Er kan gepraat worden, ook met de koning. Een beetje pr doet wonderen. Je kunt je naam wat bijstellen. Van Blok naar Belang. (Van Front naar Rassemblement in Frankrijk.) Keurig pakje aan. De taal een beetje bijboenen. Van Eigen Volk naar Onze Mensen. Geen idee wie dat zijn. Niet de mijne.