vrijdag 28 februari 2020

28 februari


In mijn droom vannacht was ik achttien geworden. Het was een overweldigend gevoel. Niet dat ik nu ook groot en volwassen was - dat maakte op mij weinig indruk. Des te meer het cadeau dat mij thans toekwam. Ik kreeg mijn nieuwe auto. Dat was prachtig, maar de auto was niet waar het echt om ging. Die kon ik ook niet kiezen - in de droom maakte mijn vader onze auto's zelf.

Wat ik wel mocht kiezen, was de nummerplaat waar ik mee rond zou rijden. Dit wou zeggen, dat ik zélf mocht beslissen wat erop zou staan! Overigens was nummerplaat niet correct, want ik mocht ook letters gebruiken.

Dat was dan gauw beslist. Ik wou M'AS-TU-VU op mijn auto. Het leek me een vanzelfsprekende keuze. Helaas! De nieuwe Vlaamse wet ter zake liet het gebruik van volksvreemde talen niet toe. Er mocht ook maar één streepje, en er moest ten minste één cijfer. Apostroffen konden al helemaal niet. Nou, toen hoefde het voor mij ook niet meer. 

Laat maar, zei ik tegen mijn vader. LAAT MAAR ?, vroeg die verbaasd. Nee, zei ik. Gewoon. Laat maar. Toen werd ik wakker.

woensdag 26 februari 2020

Het jaar van de ooievaar


b als in ballen

Meervoud van bal, als in: ik snap er geen bal van. Ook: hij heeft er de ballen verstand van. Het woord kent een druk metaforisch gebruik, niet in het minst door de vormgelijkenis van ballen met testikels of teelballen, als in: een stamp tegen zijn ballen, of nog: kus mijn ballen. Hoe ver dat gebruik kan gaan, mag blijken uit de zegswijze een vrouw met ballen, buiten het metaforisch kader een contradictio in terminis. Voor nog meer voorbeelden leze men in De Kapellekensbaan van L.P. Boon het stukje Klotensoep, vooraan het 3de en laatste hoofdstuk, waarin Boon kloten gebruikt in plaats van ballen, wat het plastische effect alleen maar ten goede komt. Het verdient aanbeveling de lectuur van het boek bij pagina 1 te beginnen. U stopt pas met grote tegenzin als het helemaal uit is.

zondag 23 februari 2020

23 februari


Zeg niet: 'Het waait weer hard vandaag.' Zeg: 'Jezus, alweer een storm.' U bent vertrokken voor een heilzaam gesprek over het weer.

- Jezus, alweer een storm. Hoe heet hij dit keer?
- Rebecca.
- Was dat niet gisteren?
- Dat was Quinten.

Gesprekken over het weer bevorderen de sociale cohesie. Meningsverschillen zijn zeldzaam, en hebben geen al te ontwrichtende gevolgen.

- Jezus, alweer een storm.
- Nou, storm zou ik dit nog niet noemen. Maar het waait wel hard.
- Deboosere zegt storm. Hij heeft zelfs een naam.
- Deboosere?
- De storm. Simon.
- Die was gisteren.
- Ja, natuurlijk. Truus.
- Ach, whatever.

Het jaar van de ooieveaar


a als in andersdenkende

Een andersdenkende leeft in de overtuiging, dat hij anders denkt dan de anderen. Veel mensen verkeren in deze toestand - zoveel, dat zij zich in groepen verenigen, van allemaal mensen die denken anders te denken dan de anderen, die niet tot hun groep andersdenkenden behoren. 

Dit denkend, denken zij in wezen allemaal hetzelfde, waardoor zij in werkelijkheid tot een groep van gelijkdenkenden zijn gaan behoren. Samen denken ze wel anders dan andere groepen van gelijkdenkenden, met wie zij gaarne in debat treden, vrank en vrij, en met respect voor elkaars andersdenkendheid, maar dat spreekt vanzelf.

zondag 16 februari 2020

16 februari


Beetje zelfgenoegzaam, soms, maar zo zijn ze nu eenmaal boven de Moerdijk.

Tom Heremans in TV-tips zondag in De Standaard. Het gaat over het satirische actualiteitsprogramma Zondag met Lubach.  

Maar hij herpakt zich: Nee, dit soort veralgemeningen horen niet in de krant. Gelukkig maar. Of - wacht eens:  

Onder de Moerdijk, in pakweg Breda en Tilburg, zijn de Hollanders net zo zelfgenoegzaam. Tja, een plaagstoot. Goedbedoelde luim, vrienden onder elkaar.

Maar zijn die van Breda wel Hollanders? Met Holland worden slechts de twee provincies Noord-Holland en Zuid-Holland bedoeld, lees ik op Holland.com. Die van Tilburg zijn Brabanders, die van Breda ook.

Daar gaan we. Zijn Antwerpenaren ook Vlamingen? Er zijn argumenten om te zeggen van niet. De term "Vlaanderen" verwijst vanuit historisch standpunt naar het graafschap Vlaanderen. Het gebruik ervan werd in latere eeuwen veralgemeend om te verwijzen naar het Nederlandse taalgebied in België. (Wikipedia.org.)

Dat lijkt verdacht goed op Holland wordt vaak gebruikt om heel Nederland mee aan te duiden. (Holland.com.) 

Nu, dat zelfgenoegzaam geldt ook ten oosten van de Schelde, natuurlijk. In pakweg - Antwerpen? Een beetje. Soms.

zaterdag 15 februari 2020

15 februari


Zit je bril nog goed, Lieven? Zo schrijft mijn brillenboer mij aan. Lekker bij mijn voornaam ook, god weet wat hij nog allemaal van me weet. Beetje rare zin dat. Ik bedoel de brillenman natuurlijk, niet god. Wat de brillenboer nog van me weet. God weet alles, dat is bekend.

De brillenboer laat weten dat hij bereid is een mogelijk klein probleempje aan mijn bril te verhelpen. Zoals het bijstellen van de veren of neusplaatjes van jouw bril. Geheel gratis, dat spreekt vanzelf. Maar als ik dan toch bij de boer over de vloer ben, kan ik er misschien twee zonnebrillen kopen. Die moet ik wel betalen, maar voor de tweede zonnebril toch maar de helft.

Dat stelt me gerust. Ik weet nu stellig dat de brillenman ook weer niet zoveel van me weet. Anders zou hij weten, dat ik nooit een zonnebril draag, laat staan twee. Wat de veren en de neusplaatjes betreft, ze doen het prima, vooral de veren, dankuwel.

donderdag 13 februari 2020

13 februari


Een beetje rondhangend op het web kom ik een reclamespotje tegen van SAS, de Scandinavische luchtvaartmaatschappij. Het spotje zit in een artikel, dat beschrijft hoe nogal wat Scandinaven boos zijn op SAS sinds zij dat spotje hebben. Het lacht met de Scandinavische identiteit, je weet wel, de identiteit. Mensen laten gegriefd weten dat zij nooit, nooit, nooit nog met SAS zullen vliegen. 'Ze spugen op ons', zegt zo'n gekwetste mens van de Dansk Folkeparti. Tja, hij zal met iemand anders moeten vliegen, of thuis blijven. Misschien is dat wel wat: thuis blijven.

dinsdag 11 februari 2020

11 februari


Zo zat ik na lang nog eens lang in de auto. Een meevaller was, dat ik zelf reed. Je moet ten minste dat stuur vasthouden, er op het gepaste moment een gepaste draai aan geven. In je spiegeltjes kijken, de pinkers aan- en afzetten, de ruitenwisser, als het regent, wat vandaag niet het geval was. Op het rempedaal drukken, het koppelpedaal, schakelen, natuurlijk ook op het gaspedaal, of je gaat niet eens vooruit. Een zeldzame keer toeteren, de radio bedienen, de verwarming hoger zetten. De snelheidsmeter in de gaten houden, de brandstofmeter, de toerenteller. Kijken en luisteren naar de satellietnavigator, in mijn geval extra moeilijk omdat zij Frans spreekt. Traversez le rond point, deuxième sortie, zegt ze bijvoorbeeld, en dan moet ik dat doen. Vous êtes arrivé, zegt ze, en warempel, rechts van mij zie ik mijn eigen huis staan. Vraag me niet hoe ze het doet. Faites demi-tour aussi vite que possible, klinkt het ook wel eens, maar daar trap ik niet meer in. Ik rij gewoon door, en kijk: in geen tijd heeft madame TomTom een nieuwe route voor mij klaar. Je moet ze niet te veel involgen. Toon een beetje weerwerk, dan draait ze wel bij. Een waarheid waar je ook buiten de auto je voordeel mee kunt doen. Maar ik wijk af. Van alle saaie bezigheden is autorijden een der saaiste. Want als je met al de knopjes en hendeltjes en pedalen klaar bent, blijft er niets meer te doen. Zeg zelf: wat doé je in een auto? Je kunt naar de windmolens kijken, je erover verbazen dat ze wel draaien bij Moerbeke, maar niet bij Zelzate, maar wel weer bij Eeklo. Terwijl het toch overal lekker hard waait, maar ook weer niet té hard, toch niet bij Moerbeke en bij Eeklo. Kijken of de vrachtwagen voor je uit Estland komt, of uit Letland, of uit Litouwen. Luisteren naar de radio, maar dat kun je thuis ook, en dat is niet iets doén. Wat ik nog het meeste doe in zo'n auto, is aan de trein denken. Met bergen weemoed. Zat ik nu maar op de trein, denk ik. Dan kon ik lezen in Alle dierenverhalen van Anton Koolhaas. Van de rat Aortus, de koekoek Nel, de witte sierkip en het haantje Pa. Bent U de haan daar?, vraagt de witte sierkip van over de sloot. Maar nee, Koolhaas lezen is weer zoiets dat je in een auto niet kunt doen.

vrijdag 7 februari 2020

7 februari


Het zal in de kelder liggen, zegt ze. Ik sta bij de balie van de bib, en heb net geïnformeerd naar Alle dierenverhalen van Anton Koolhaas. Het boek hoort vogens de computer in de rekken te staan, maar is daar niet. Is het een oud boek? Moeilijke vraag. Ik weet het niet zo goed. Jaren vijftig, misschien, zeg ik. Oei, lacht de dame. Dat is wel heel oud! - Niet zo oud als ik, antwoord ik. Ik ben van de jaren veertig

Daar antwoordt de dame niet meer op. Een collega verdwijnt naar de kelder, komt even later met Koolhaas terug. De oudste dierenverhalen zijn van 1956, het recentste van 1989. Koolhaas was van 1912, zoals mijn moeder.

Ik heb vroeger al wel dierenverhalen van hem gelezen, ik vermoed in de jaren zeventig. Vandaag wilde ik ze plots weer zien. Dat was niet zomaar. Ik zat in mijn vertrouwd café koffie te drinken, en in De verering van Quirina T. te lezen. Ik ben al tijden met dat boek bezig. Het helpt niet dat ik haast altijd 's avonds in bed lees, en steevast na een handvol pagina's in slaap val. Dat zegt niets over L.H.Wiener, ik val op alle boeken in slaap.

Die Verering is echt een bijzonder boek, dat me beurtelings even erg ergert als boeit. Het fragment dat ik vandaag zat te lezen ging over Victor die op het toilet zit te plassen, en zo doende moet denken aan de beer Mort, het superieur zeikende varken uit het superieure verhaal Meneer Tip is de dikste meneer van 1957. Van de meesterhand van Anton Koolhaas, denkt Victor er steeds plassend nog bij.

Ja, als Wiener dat zegt, dan wil ik dat verhaal nog wel eens lezen. Als Meneer Tip is de dikste meneer maar half zo goed is als de titel, staat me weer een stukje heerlijk bedgenot te wachten.

maandag 3 februari 2020

3 februari


Sinds kort ga ik weer naar school. Dat was best een tijd geleden. De Rug- en nekschool is het nu. Ik ben er geen leerling of student, laat staan leraar of lesgever, maar revalidant. Ik zit op rare machines met trappers en hendels en stangen en beugels, en met een schermpje. Daarop kan ik zien hoe goed ik het doe, en hoelang het nog duurt. Als het schermpje leeg is, voor ik begin, komen er allerlei opbeurende kreten op, zoals: A coach of endless patience. De machines hebben ook een naam. Ze heten allemaal David. Wij revalidanten hebben gelukkig verschillende namen, dat vergemakkelijkt het samenzijn. De solidariteit is groot. We vertellen elkaar wat we doen in het leven. Ik leg uit dat ik ooit zelf a coach of endless patience was, de Engelse taal onderwijzend aan jongelui met wisselende aandacht en ambitie. Nu ben ik op rust, zeg ik, terwijl ik nog zweet en naar adem hap van mijn labeur op David.