Zonder beginzin kan ik niet beginnen.
Met deze zin begint Bernard Dewulf zijn column in De Standaard Weekblad van 9 januari. Dan weten we: Bernard weet het ook niet meer. Je kunt een half leven lang stukjes schrijven, er is altijd wel iets. Maar op een mooie dag is het op, er is niets. Het lege blad blijft gapen, het raakt niet vol. Wat valt er in hemelsnaam nog te zeggen?
Volgens Bernard Dewulf lukt het altijd, zo gauw de beginzin er maar is. Alleen: in zijn column van 9 januari komt die niet. Nu deed zich dus het ondenkbare voor: er kwam, ook na uren, maar geen beginzin. Daar zat ik dan. Wat moest ik beginnen?
Dat weten we inmiddels. Dewulf schrijft zijn hele column vol over de beginzin die er niet is. Maar zolang er maar een zin is, besefte ik alweer, volgt vanzelf de volgende. Het lege blad is gevuld. Slim van Bernard.
Of niet? Het is een noodgreep. Hij kan het geen tweede keer doen. Hij heeft zijn ultieme cartouche verschoten. De volgende keer dat Bernard Dewulf geen idee heeft voor zijn stukje, rest hem niets anders dan het lege blad leeg te laten. Een eervolle capitulatie. Eervoller toch dan vijfhonderd en vier woorden schrijven over een beginzin die er niet is.
Beste lezer, het is alweer tijd voor mijn column. Wat gaan die weken snel! Helaas, ik kan met de beste wil niet bedenken waarover het dit keer zou moeten gaan. Maar de column moet er wel zijn, dat staat in mijn contract. Als u het goed vindt, beste lezer, zal ik daar dan maar vijfhonderd woorden over schrijven. Dat ik niets te zeggen heb. Woorden schrijven is voor mij geen probleem, ik doe het al een half leven lang. Wat zegt u? Lezen? Ja dat is uw probleem. Daar zegt mijn contract niets over.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten