maandag 27 januari 2020

27 januari


Een van de dagen als het eens niet regent steek ik in mijn tuin een vuurtje aan, tant pis voor de koolstofuitstoot. Ik heb niet veel meer nodig dan wat lucifers. De rest zijn kranten, een hele hoop die hier nog ligt, half gelezen en dubbel gekreukt. Ja ik zou ze ook in de doos van het oud papier kunnen doen om weg te brengen naar wat hier 'het containerpark' heet. Maar dat zou mij niet helpen. Het gaat me net om het vuur, het verbranden, het voorgoed vernietigen, tot as herleiden van al de ellende. Het louterend vuur. Als het gedoofd is, vanzelf is uitgegaan uit gebrek aan verdere brandstof, kan ik weer verder met mijn leven. In dat leven lees ik nog wel, maar alleen werk van fictie. Wat er aan wreedheid en dommigheid en slechte wil en onkunde en aan blinde rampspoed op deze wereld allemaal gebeurt, ik hoef het niet meer te zien. Niet op de televisie ook, of op mijn laptop, of mijn smartphone, of mijn tablet, of hoe die gladde tuigen ook heten. Ik vang wel iets op hier of daar, op de tram of de bus, in het café waar ik mijn koffie drink af en toe en mij niet langer druk hoef te maken of de krant weer bezet is. Of iemand komt op bezoek en begint bij zijn eerste glas al over het coronavirus, dat weet ik dan ook weer. Ik luister beleefd tot er een pauze valt. Dan vraag ik: 'En hoe gaat het met de vrouw?'

Geen opmerkingen:

Een reactie posten