Samir heeft olijven
meegebracht. Amandelgebakjes. Een zakje ras
el hanout. Van mijn gade krijgt hij een kom warme soep mee.
Het gaat wat over eten en drinken. Ik ben een moslim, zegt Samir, maar ik lust wel
een goed glas wijn nu en dan. Oké het mag eigenlijk niet, maar kijk,
ik ben tweeëndertig, en het leven is kort. Hij steekt de straat weer
over naar zijn huis aan de overkant. Nog een maand goed doorwerken,
heeft hij gezegd, dan is het klaar en kan hij erin. Ik
noem hem gemakshalve Sam, als hij er niet bij is. Mijn achternaam
moet je niet weten, zegt Sam, die is veel te ingewikkeld. Ik denk: ja
ja, Marokkaanse achternamen. Niet als bij ons: Smet, Plets,
Peeters. Synaeve. Deleersnyder. Vereenooghe. Van den Keybusch. Van
Outryve d'Ydewalle. De
Thibault de Boezinghe. Wacht, waar was ik? Op de
drempel van mijn voordeur. Ik zwaai nog even voor ik weer binnen ga.
zaterdag 27 december 2014
zaterdag 20 december 2014
20 december
Onmogelijk
er naast te kijken: de dagen zijn zo kort geworden, dat de luttele
uurtjes tussen ochtendgloren en avondschemer amper het opstaan uit de
slaap nog waard zijn. Beter ware het als iedereen in deze donkere weken
gewoon in zijn bed bleef liggen, zijn vetreserves aansprak en verder
niemand voor de voeten liep. Dat zou een stuk schelen in afvalproductie, alcoholconsumptie, straatgeweld, geluidsoverlast en nog een hoop
andere ongemakken die mensen aanrichten als ze wakker zijn. Zoals
ontwortelde dennen te kijk zetten, vuurwerk afsteken en plots tegen
iedereen 'beste wensen' zeggen. Wat mij betreft kan er weer opgestaan
worden vanaf vijftien februari.
zondag 14 december 2014
14 december
Dezer
dagen kan men op het wereldwijde web een stek aantreffen, waar men
zijn adres kan invullen, of dat van iemand anders, en dan krijgt men
zijn eigen huis te zien, of dat van iemand anders. Google street
view, weet je wel
Echter,
er is een meerwaarde. Men krijgt het huis te zien door zes kleine
ruitjes, waarachter ook sneeuw naar beneden komt. Ten overvloede is rechts van het raam een den met lichtjes en ballen
neergezet, en links een koekoeksklok opgehangen. De muur rond het raam is in dezelfde geest met nostalgisch
bloemetjesbehang getooid.
De
bezoeker aan de webstek wordt aangemoedigd het adres van een bekende
in te tikken, en diens huis-in-de-sneeuw bij wijze van kerstgroet daarheen te sturen.
Dat
kan best leuk zijn, maar naar mij hoeft niet. Nu al een hele tijd
geleden heb ik mijn woonst uit deze street view laten wissen. Door de
zes ruitjes is naast het huis van mijn buurman hooguit een wazige donkere klad te zien. Ik wil liever niet
dat volslagen onbekenden aan de overkant van mijn straat dag en nacht
naar mijn huis staan te staren, ook niet in de sneeuw.
Wie
mijn woning toch zou willen zien, kan gewoon zelf komen kijken. Men
mag gerust bij de voordeur aanbellen. In de mate dat men niets komt
verkopen, kan men van mij zelfs iets fris te drinken krijgen, of een
warme chocomelk. Dat laatste meer in de winter, vanzelfsprekend.
dinsdag 9 december 2014
Onze Taalrubriek
Vandaag: Lelijke woorden
Ooit
waren kaka en pipi lelijke woordjes. Je gebruikte ze
alleen met de vriendjes en de broertjes of de zusjes, dan nog
gniffelend, slecht op je gemak. Papa en mama moesten het niet horen.
Later was het kak en pis. Ook nu nog, op rijpe
leeftijd, behoedzaam te hanteren. Doseren. Schijt en stront
a fortiori. Shit gaat wel, merde, scheisse: een
laagje vreemde taal als glijmiddel. Ach wat is het onschuldig
allemaal. Fuck en kut, wel wel, kindertaal haast
tegenwoordig.
Een woord dat mij tot vandaag shockeert is crapuul. Het c-woord. Ik krijg het met moeite hier opgeschreven. Het uitspreken zul je me niet horen doen. Tuig, schuim, canaille, rapaille, geen probleem.
Voor
echt vuile taal moet je elders zijn. Niet op de speelplaats, niet op café of
op straat. De echte obsceniteiten zijn zo groot, ze passen niet in
één woord. Ze komen in braakstoten van vaak drie woorden tegelijk.
Worden vervolgens na de eerste letter afgekapt, vermengen zich dan
als het vuil van de straat met eerbare afkortingen als BTW, IVF,
KMO.
Nu,
ook een woord als bermbom klinkt veel te vrolijk voor wat het
is. Maar het heeft toch het fatsoen te zeggen wat het wil zeggen. Dat
geldt niet voor IED: een als onschuldig letterwoord vermomde
bermbom, zoals je dat van bermbommen kunt verwachten. Zo verpakt kun
je de bermbom ook aan tafel ter sprake brengen, bij het gehakt in
tomatensaus, ik noem maar iets. Improvised Explosive Device,
en mag ik het zout even?
Vandaag
is het Amerikaanse Senaatsrapport uit over foltering door de CIA, dat
woord kennen we ook. Ik bedoel: CIA. Het woord foltering,
dat kennen ze niet bij de CIA, waar men bij het gehakt met
tomatensaus tips uitwisselt over nieuwe Enhanced Interrogation
Techniques of EIT's.
Zoals: cold water dousing, dat
klinkt nog redelijk braaf. Sleep deprivation. Auditory overload. Men zal er de komende dagen veel over kunnen lezen. Ik raad aan dat
men daar ook stopt. Dat wil zeggen, voor het begint te gaan over nog
meer onuitspreekbare EIT's. Die woorden wil niemand zien: het is te
pijnlijk zich een voorstelling te maken van wat ze zouden kunnen
betekenen. Te ondenkbaar. En wie bedenkt dat? Wie doet dat?
Voor deze lieden is het c-woord gemaakt.
maandag 8 december 2014
8 december
'De
Nederlander die meer Marokkanen in Nederland wil moet ik nog
tegenkomen', zegt Geert Wilders. Het klinkt lekker.
Het
betekent ook niets. (De Belg die meer Nederlanders in België wil
moet ik nog tegenkomen. De Fransman die meer Belgen in Frankrijk wil moet ik nog tegenkomen. De Venezolaan die meer Luxemburgers in Venezuela wil, enz.)
Dat
ging over Wilders' berucht geworden vraag 'Wilt u meer of minder
Marokkanen?' op een verkiezingsbijeenkomst in Den Haag vroeger in dit
jaar. (De zaal gaf met geestdrift het gewenste antwoord: 'Minder!').
Wat
een onzin. 'Wilt u belasting betalen, ja of nee?' (Publiek: Néé!)
'Wilt u trager rijden of rapper?' (Publiek: Rapper!) Het is een
straatoude truc. 'Jezus of Barabbas?' (Publiek: Barabbas!)
Je
moet er alleen maar op letten dat je de volgorde niet verknalt: 'Wilt
u minder Marokkanen of meer?' (Publiek: Méér!)
Als
uitsmijter bij zijn verklaring voor de Rijksrecherche, die onderzoekt
of hij vervolgd moet worden wegens 'belediging
van een groep mensen op grond van ras en aanzetten tot discriminatie
en haat',
besluit Wilders met een citaat van Martin Luther King. Van wie?
Dat
is nu populisme. Makkelijk zat. Adepten op elke straathoek.
dinsdag 2 december 2014
2 december
Iemand
heeft mijn stad S vol affiches gehangen, waarop staat: 'Het
ik-doe-wat-ik-wil gevoel'. Ziedaar, dacht ik, de vigerende tijdsgeest
treffend samengevat. Onderaan stond nog iets als Hello bank!, alles
tegen de achtergrond van een in witte bruiloftskleren gehuld stel,
waar ik pas later van merkte dat ze zich onder water bevonden. Dat
was wat ze wilden.
Er wordt heel wat afgebazeld, zou Jelmer van Hoff zeggen uit Jeroen Brouwers' Geheime kamers. Het zou mij niet zoveel kunnen schelen, had ik niet nog later ontdekt dat deze Hellobank een uitwas is van mijn eigen bank, waarmee ik bedoel: de bank aan wie ik de zorg over mijn schaarse liquiditeiten heb toevertrouwd.
Als ik het goed begrepen heb, maar dat wil ik liever niet, is Hellobank de eerste 'mobiele bank'. Het bevalt me niet. Banken horen stabiel te zijn, niet mobiel. Ze moeten gedegenheid uitstralen, niet puberale cool. Verder doen ze er goed aan zich ver te houden van twijfelachtige moraliteit, of in elk geval de schijn te bewaren dat ze dat doen. Het kan best zijn dat mijn bank vuilnisbakken vol geld investeert in wapentuig en toxische chemicaliën, maar tot nu toe had hij tenminste het fatsoen daar discreet over te blijven.
Maar goed. Bij de volgende bankencrisis, die volgens meer dan een geïnformeerde waarnemer niet zo veraf meer kan zijn, gaat mogelijk ook mijn bank naar de haaien, inclusief zijn mobiele aanhangsel. Dat zal dan jammer zijn voor mijn bescheiden spaartegoeden. Anderzijds, als het ik-doe-wat-ik-wil gevoel mee verzuipt, komt er misschien toch nog iets moois van.
Er wordt heel wat afgebazeld, zou Jelmer van Hoff zeggen uit Jeroen Brouwers' Geheime kamers. Het zou mij niet zoveel kunnen schelen, had ik niet nog later ontdekt dat deze Hellobank een uitwas is van mijn eigen bank, waarmee ik bedoel: de bank aan wie ik de zorg over mijn schaarse liquiditeiten heb toevertrouwd.
Als ik het goed begrepen heb, maar dat wil ik liever niet, is Hellobank de eerste 'mobiele bank'. Het bevalt me niet. Banken horen stabiel te zijn, niet mobiel. Ze moeten gedegenheid uitstralen, niet puberale cool. Verder doen ze er goed aan zich ver te houden van twijfelachtige moraliteit, of in elk geval de schijn te bewaren dat ze dat doen. Het kan best zijn dat mijn bank vuilnisbakken vol geld investeert in wapentuig en toxische chemicaliën, maar tot nu toe had hij tenminste het fatsoen daar discreet over te blijven.
Maar goed. Bij de volgende bankencrisis, die volgens meer dan een geïnformeerde waarnemer niet zo veraf meer kan zijn, gaat mogelijk ook mijn bank naar de haaien, inclusief zijn mobiele aanhangsel. Dat zal dan jammer zijn voor mijn bescheiden spaartegoeden. Anderzijds, als het ik-doe-wat-ik-wil gevoel mee verzuipt, komt er misschien toch nog iets moois van.
donderdag 20 november 2014
19 november
'Roken werkt zeer
verslavend. Begin er niet aan!' Een wijze vermaning. Zelf heb ik het
indertijd ook gedaan. Ik was voorbestemd, opgroeiend in een winkel
van rookgerief. Op mijn veertiende kreeg ik een doos met honderd
Laurens 48 filtersigaretten cadeau. Het was tijd, vonden ze thuis,
dat ik eraan begon. En verslavend was het. Het heeft tot voorbij mijn
veertigste geduurd voor ik er weer van af was. Dus hou ik nu rokende
mensen staande op straat, jong en oud, en ik spreek ze als volgt toe:
'Begin er niet aan!', zeg ik. Maar haast altijd halen ze de schouders
op. 'Ja, ja', zeggen ze vermoeid. 'Roken werkt zeer verslavend'. Ze
weten het al. Natuurlijk. Het staat in grote letters op het pakje
sigaretten dat ze net nog gekocht hebben. Ik zie het tafereel voor
me. 'Een pakje rode Bastos', zegt de klant. 'Alstublieft', zegt de
sigarettenboer. 'Zes euro dertig cent. En je weet het', voegt hij
eraan toe. 'Begin er niet aan!'
dinsdag 18 november 2014
18 november
Ik
loop door de winkelstraat van S (er zijn nog winkelstraten, maar die
zijn niet de winkelstraat van S) en wat zie ik daar in een etalage aan mijn
linkerkant, even voor de markt? Wij wensen u een mooi 2015.
De wanhoop van de
middenstanders! De radeloosheid! De vertwijfeling! Koop uw
kolen in de zomer, was het
vroeger, dat was tenminste
een goede raad.
Een
mooi 2015, op 18 november? De pompoenen zijn amper binnen. Het is
tijd nu voor Sinterklaas. Een beproefd stuk buitenaards theater, waar
de laatste jaren een nieuw bedrijf aan is toegevoegd: ruzie over de
correctheid of anderszins van Zwarte Piet. Zo mogen ook de kranten nog wat aan de Sint verdienen.
Wat
moet ik daar van denken, van die Piet? Mag hij Zwart zijn of niet?
Eerlijk gezegd, ik vond van wel. Maar als ook Het
Laatste Nieuws een
stukje heeft waarin Hilde Sabbe aanraadt het Pietgebeuren eens 'tegen
het licht te houden', tja.
En zo kan ik niet meer op mijn gemak eens door de winkelstraat van S lopen, zonder mezelf te kwellen met allerlei dilemma's. Mogen dik gebuisde eerstejaarsstudenten hun jaar overdoen of niet? Moeten tweeverdieners nog kindergeld krijgen of niet? Kunstenaars subsidie, of niet? Moet het leger nieuwe jets kopen of niet?
En zo kan ik niet meer op mijn gemak eens door de winkelstraat van S lopen, zonder mezelf te kwellen met allerlei dilemma's. Mogen dik gebuisde eerstejaarsstudenten hun jaar overdoen of niet? Moeten tweeverdieners nog kindergeld krijgen of niet? Kunstenaars subsidie, of niet? Moet het leger nieuwe jets kopen of niet?
Moet
die Singender Neonazi - naar het schijnt
stichtend lid van het Verein zur Rehabilitierung der wegen
Bestreitens des Holocaust Verfolgten -
nu kunnen optreden in het museumtheater van mijn stad (op 6
december nota bene), of niet? Nu dat laatste is makkelijk: niet. Zo'n
bruinzwarte piet willen we niet.
dinsdag 11 november 2014
11 november
Tot volgend jaar!
las ik boven de uitgang bij het verlaten van Antwerp Expo. Ik dacht:
misschien niet. Eén Boekenbeurs om de tien jaar is een goed
gemiddelde. Dan ben je toch weer vergeten hoe het er op de beurs aan
toegaat: tijd om nog eens te gaan kijken.
Maar nog voor ik
goed binnen was, riep ik: nee, niet weer! Het was net als de laatste
keer, met nog meer volk, nog meer kookboeken. Honderden standjes, elk
met zijn sterauteurs, zijn gadgets, zijn hostesses (Mijnheer!
Leest u Gazet van Antwerpen al?), zijn hoogst originele
blikvangers - een echte wandelende Jommeke met wie
ik op de foto mocht.
Wat komen al die
mensen hier doen? Handtekeningen verzamelen, een selfie maken met
Herman Brusselmans, eten en drinken, een boek kopen, hun gratis
Grimbergen oppikken. Op de Boekenbeurs zijn, quoi.
Wat kom ik
hier doen? Goede vraag, maar het antwoord gaf ik al: ik kom nog eens
kijken hoe de Boekenbeurs eruitziet. Dat is dan gebeurd. De
Boekenbeurs ziet er niet goed uit. Dat was de vorige keer net zo,
alleen wat minder. Ik haast me naar buiten. Daar lees ik boven de
uitgang: Tot over tien jaar!
zaterdag 8 november 2014
8 november
Yves Leterme leeft nog. Ik heb hem
laatst gezien op de televisie, en jongens wat zag die man er goed
uit. Hij leek twintig jaar jonger dan in de nadagen van zijn
premierschap, toen hij grauw en gram en grimmig door de Wetstraat
liep. Baas zijn van België, dat was echt geen job voor Yves.
Ik had het niet zo voor Leterme. Ik
neem het hem nog altijd kwalijk dat hij - een Standardsupporter! -
zijn ziel verkocht aan de flaminganten. Zij mochten de staart worden
van zijn hond, als paars maar gebroken werd. Voor Yves
het wist, was hij zelf staart geworden. Niemand kreeg de hond weer in
zijn hok.
Nu is Leterme dus teruggekeerd,
verjongd en verlicht en vervrolijkt, en hij vertelt honderduit over
zijn nieuwe werk in Zweden, waar hij nu baas is van de Internationale
Intergouvernementele organisatie voor Democratische en Electorale
Assistentie. Een beetje moeilijk, maar daar is Yves nooit bang voor.
Ik denk dat hij dat goed doet, dat nieuwe werk. Dat hij beter op zijn
plaats zit daar in Stockholm dan in Brussel. Hoewel, Brussel. Er zijn
er die zeggen dat de baas van België nu kantoor houdt in
Antwerpen.
dinsdag 4 november 2014
4 november
Hoe Vlaams is mijn Nederlands? Sinds vanochtend weet ik het: 27%. Is dat
veel? Het valt wel mee: mijn Standaardnederlands heeft
een licht-Vlaamse toets. Nederlanders zullen nu en dan een woord van
mij kunnen leren. Twee procent minder, en mijn Standaardnederlands
was niet of nauwelijks Vlaams gekleurd. Ik werd moeiteloos begrepen
over de grens.
De grens met Nederland, wordt hier
bedoeld. Die grens steek ik niet zo vaak over. Als het toch gebeurt,
ga ik veelal naar Hulst, waar het Nederlands al net zo Vlaams kleurt
als hier. Vaker steek ik de grens met Frankrijk over. Zo ik daar al
begrepen word, moeiteloos zeker niet, al kunnen de Fransen dat goed
wegstoppen, dat ze je niet verstaan hebben.
Het had erger gekund: 'Uw
Standaardnederlands is vrij Vlaams. Nederlanders zullen uw
woordgebruik merkwaardig óf schattig vinden.' Dat is 51 tot 75%. Ik
heb liever niet dat iemand mijn woordgebruik schattig vindt. Dan
lijkt het me beter dat ze me gewoon niet verstaan. Dat gaat ook, ik
heb het in Italië nog meegemaakt.
Het had nóg erger gekund: 'Uw
Standaardnederlands is heel Vlaams. U bent een prima ambassadeur van
het Vlaams.' Dank u wel. Als dat zo zou zijn, begon ik vandaag nog
Esperanto te leren.
Wat is overigens 'het Vlaams'? Die
vraag kun je stellen aan mensen die hier uit het buitenland arriveren
en Nederlandse lessen volgen omdat ze de taal van het land willen
leren. Dat gaat vaak verbluffend goed, maar gaan ze na afloop iets
drinken in de kroeg op de hoek, dan blijkt iedereen daar iets heel
anders te spreken. Dat is dan Vlaams, en ze verstaan er geen bal van.
zondag 2 november 2014
3 november
Laatst
liep ik in de supermarkt tegen een mij onbekend Belgisch bier aan.
Het was genoemd naar een dorp in West-Vlaanderen, dat ik hier niet wil noemen. Op het etiket stond het silhouet van
'historisch correcte' soldaten aan het front van 1914-18, tegenwoordig
steevast 'de Groote Oorlog' genoemd, met twee o's. Er stond ook een
historisch correcte klaproos op, in dit geval vast een poppy.
Nog
op hetzelfde etiket stond het verzoek om een minuut stilte in acht te
nemen bij het openen van de fles, 'to
commemorate those who fell on the battlefield'. In het Engels, omdat het bier nu eenmaal mikte op het
marktsegment van Engelse oorlogstoeristen. Om die reden werd het ook verkocht in een halveliterfles.
Over
smaak valt niet te redetwisten, ook niet over slechte smaak, over
smakeloosheid al helemaal niet. Je zou de bedenkers van dat bier, naast totale smakeloosheid, ook
opportunisme kunnen verwijten, cynisme, obsceen mercantilisme,
lijkenpikkerij, mogelijk een hang naar necrofilie. Maar de kans is
groot dat ze geen van die woorden begrijpen. Wat overblijft is:
domheid.
Een
meer gepaste manier om de gevallenen op het slagveld te herdenken is
al vast om dit degoutante product te negeren, samen met alle andere
toeristo-commerciële strapatsen waar sommigen zich dezer dagen
mee opgeilen aan de ellende en de dood van zo vele mensen.
zondag 26 oktober 2014
25 oktober
'En dan komen al die oude mensen...', hoor ik haar zeggen. Ze staat
achter mij, een opgeschoten tiener met haar moeder, ook te wachten
tot het voetgangerslicht op groen springt. 'Al die oude mensen', zegt
ze. 'En wij maar stampen en zwoegen tegen de wind, en dan komen al
die oude mensen op hun elektrische fiets en zoef!'
Ze vertelt het met verve, haar toon houdt het midden tussen verbazing en ongeloof, geen ergernis valt erin te bespeuren. En ik sta samen met mijn gade mee te luisteren, ik zie in gedachten de pelotons van bedaagde burgers groepjes ontstelde scholieren voorbijsuizen, niet voor ze hun aankomst per fietsbel hebben aangekondigd, keurig zoals het hoort.
Wat is het een prachtig verhaal, en hoe meeslepend vertelt het dit jonge meisje, terwijl ze intussen samen met ons de zebra oversteekt naar de kant waar het park is.
Wij hebben nog geen elektrische fiets, mijn gade en ik. Niet dat we nog te jong zouden zijn: we vallen helemaal in de doelgroep waar het verhaal over gaat. Geen oudere mensen, geen zestig- of andere plussers, geen senioren of gepensioneerden, daar gaat het verhaal niet over, de hemel zij dank.
Maar al die oude mensen, oké, in dat gezelschap wil ik eerstdaags wel meefietsen, elektrisch, met veel plezier en een tienervriendelijke beltoon.
Ze vertelt het met verve, haar toon houdt het midden tussen verbazing en ongeloof, geen ergernis valt erin te bespeuren. En ik sta samen met mijn gade mee te luisteren, ik zie in gedachten de pelotons van bedaagde burgers groepjes ontstelde scholieren voorbijsuizen, niet voor ze hun aankomst per fietsbel hebben aangekondigd, keurig zoals het hoort.
Wat is het een prachtig verhaal, en hoe meeslepend vertelt het dit jonge meisje, terwijl ze intussen samen met ons de zebra oversteekt naar de kant waar het park is.
Wij hebben nog geen elektrische fiets, mijn gade en ik. Niet dat we nog te jong zouden zijn: we vallen helemaal in de doelgroep waar het verhaal over gaat. Geen oudere mensen, geen zestig- of andere plussers, geen senioren of gepensioneerden, daar gaat het verhaal niet over, de hemel zij dank.
Maar al die oude mensen, oké, in dat gezelschap wil ik eerstdaags wel meefietsen, elektrisch, met veel plezier en een tienervriendelijke beltoon.
vrijdag 24 oktober 2014
24 oktober
Dat
de paus twittert, wisten we al. Met goedvinden van wijlen
meneer god,
zou L.P. Boon gezegd hebben. Toen ik dat voor het eerst hoorde, keek
ik er niet echt van op. De kerk van Rome is tot veel in staat als het
eropaan komt een schijn van moderniteit te wekken. Maar de Britse
koningin?
Vandaag dus wel, om 11.35 u. plaatselijke tijd. Ze was in het Science Museum in Londen om er een tentoonstelling over de Information Age te openen. Hoe zou dat dan gaan, vraag je je af, de Britse koningin die twittert? Geheel zoals te verwachten was: The Queen removed a glove to send the tweet in front of around 600 guests, volgens The Guardian. Je kunt nu eenmaal niet tweeten met handschoenen aan. Toch geen twee handschoenen.
En wat zou de koningin in haar tweet gezegd hebben? Veel kan dat niet geweest zijn, gezien de aard van het medium. Anderzijds, een beetje communicator moet toch iets zinnigs kwijt kunnen in 140 karakters. It is a pleasure to open the Information Age exhibition today at the @ScienceMuseum, is wat de vorstin te zeggen had, and I hope people will enjoy visiting. Getekend: Elizabeth R. Nou!
Ik kijk er alweer niet van op. Twitter is bij uitstek het medium dat toelaat niets te zeggen aan mensen die niets te zeggen hebben. Daardoor, ongetwijfeld, is het zo populair, en is het eerder ook door wijlen meneer god gezien en goed bevonden.
Voor wie de Britse monarchie toch nog van oubolligheid zou verdenken, bracht de directeur van het museum, Ian Blatchford, in herinnering dat koningin Victoria al belangstelling toonde voor de telefoon. Ook haalde hij een 'door historici gesmaakte' gebeurtenis op van 26 maart 1976, toen deze zelfde Elisbeth II van vandaag de eerste monarch ter wereld werd die een e-mail stuurde. Dat was tijdens een bezoek aan het Royal Signals and Radar Establishment, een onderzoeksinstelling bij Defensie. De directeur vertelde niet wat er dan in die e-mail stond, maar ik denk: It is a pleasure to be at the Royal Signals and Radar Establishment today and I hope people will enjoy visiting.
Vandaag dus wel, om 11.35 u. plaatselijke tijd. Ze was in het Science Museum in Londen om er een tentoonstelling over de Information Age te openen. Hoe zou dat dan gaan, vraag je je af, de Britse koningin die twittert? Geheel zoals te verwachten was: The Queen removed a glove to send the tweet in front of around 600 guests, volgens The Guardian. Je kunt nu eenmaal niet tweeten met handschoenen aan. Toch geen twee handschoenen.
En wat zou de koningin in haar tweet gezegd hebben? Veel kan dat niet geweest zijn, gezien de aard van het medium. Anderzijds, een beetje communicator moet toch iets zinnigs kwijt kunnen in 140 karakters. It is a pleasure to open the Information Age exhibition today at the @ScienceMuseum, is wat de vorstin te zeggen had, and I hope people will enjoy visiting. Getekend: Elizabeth R. Nou!
Ik kijk er alweer niet van op. Twitter is bij uitstek het medium dat toelaat niets te zeggen aan mensen die niets te zeggen hebben. Daardoor, ongetwijfeld, is het zo populair, en is het eerder ook door wijlen meneer god gezien en goed bevonden.
Voor wie de Britse monarchie toch nog van oubolligheid zou verdenken, bracht de directeur van het museum, Ian Blatchford, in herinnering dat koningin Victoria al belangstelling toonde voor de telefoon. Ook haalde hij een 'door historici gesmaakte' gebeurtenis op van 26 maart 1976, toen deze zelfde Elisbeth II van vandaag de eerste monarch ter wereld werd die een e-mail stuurde. Dat was tijdens een bezoek aan het Royal Signals and Radar Establishment, een onderzoeksinstelling bij Defensie. De directeur vertelde niet wat er dan in die e-mail stond, maar ik denk: It is a pleasure to be at the Royal Signals and Radar Establishment today and I hope people will enjoy visiting.
vrijdag 17 oktober 2014
17 oktober
Er moet een tijd geweest zijn, dat mensen voor enige duur weggingen
van huis, en toen ze daarna terugkeerden, zetten ze de deuren en
ramen wat open om te verluchten, en gingen gewoon verder waar ze
gestopt waren.
Er kunnen in die tijd nog wel een paar dingen geweest zijn, nieuwe
kippen die weer geleerd moest worden hoe ze het trapje op moesten om
op stok te gaan, en hoe de graanbak met opstapklep werkte, en waar de
eitjes moesten liggen, en waar de excrementen - vooral niet samen.
Ook moest de thuiskomende reiziger, die mogelijk al die tijd geen
piano gespeeld had omdat het een onpraktisch instrument is om mee te
nemen, weer al zijn oude stukjes gaan instuderen, en het zal eveneens
zijn voorgekomen dat hij niet meer wist waar hij de
reservehuissleutels verborgen had, een al te ingenieuze plek, helaas.
Ik bedoel maar, het was in die tijd vast niet zo dat de
belgacombakjes gereset moesten worden, en de modem geherconfigureerd,
met de hulp van een helpdesksupporter aan de mobiele telefoon, omdat
de vaste telefoon het niet meer deed, en de preselecties op de
huisradio opnieuw ingesteld, en de waterontkalker weer
geprogrammeerd, alsmede de digitale thermostaat en de klok van het
keukenfornuis.
We reizen om te leren, en weggaan is altijd een beetje thuiskomen, ik
bedoel elders, maar thuis thuiskomen - wie weg is moet daar eens goed
over nadenken, of dat wel zo'n slim idee is.
vrijdag 10 oktober 2014
10 oktober
Ik
lees voor uit Pietje Puk wordt parachutist, de
kleintjes liggen naast me op het bed te luisteren.
Binnen is
maar één loket, lees ik.
'Wat
is een loket?'
'Zo'n
ruitje waar iemand achter zit, zoals in het station als je een
kaartje koopt.'
En hij knapt
voor anderen dikwijls een karweitje op.
'Wat
is een karweitje?'
'Een
werkje.'
Je spreekt
met de burgemeester, Pietje. Kun je dadelijk vijftig postzegels van
een gulden brengen?
'Wat
is een gulden?'
'Zo
heette de euro vroeger in Nederland. Bij ons heette hij frank.'
Dan brengt
hij het pakje naar de notaris.
'Wat
is een notaris?'
'Iemand
waar je naar toe moet als je een huis koopt, voor de papieren.'
'Of
als je een huis erft,'
zegt ze.
'Ja,
dan ook, als je een huis erft.'
Het zàl een
knalfeest worden, zegt Pietje, nu geestdriftig.
'Wat
is geestdriftig?'
'Tja.
Zo, ja, als je iets zegt of doet met veel plezier, zo van yes!,
niet van, nou, goed, vooruit dan maar. Zo met veel vuur, niet half
tegen je zin.'
'Enthousiast?',
zegt ze.
'Ja.
Precies. Enthousiast, natuurlijk. Ken jij enthousiast?'
Ze
kent het. En haar broertje, weet die ook wat enthousiast is?
Ja,
haar broertje weet het ook. Gewoon, enthousiast.
donderdag 2 oktober 2014
2 oktober
'Et dire que
la mer est si grande', zei de
man tegen mij die ik tegenkwam een goed eind in zee. We raakten in
gesprek nadat ik, achteruit zwemmend, plompverloren tegen hem aan was
gebotst. Op een paar pootjebaders bij het strand na waren wij de
enige zwemmers binnen gezichtsafstand.
'Excusez-moi',
zei ik. 'Ik had u niet gezien. Ik zwom op mijn rug.'
'Ik
u ook niet,' zei de man, 'en ik heb nochtans een zwembril op.'
Hij
had een zwembril op. Het incident dusdoende met gepaste excuses
gesloten hebbend, zwommen wij beiden verder. Het gebeurde in de
Middellandse Zee ter hoogte van de stad Sète. Een non-event,
zo kan men zeggen, al blijkt er toch maar uit dat aanvaringen met
onbekenden niet per se onprettig hoeven te zijn.
woensdag 1 oktober 2014
29 september
'Nog
altijd 1500 straatlampen kapot in S na hagelstorm', lees ik op
deredactie.be. Dan
hoop ik echt dat mijn straatlamp daar niet een van is, ik bedoel de
lamp die net voor mijn huis staat en zo'n vredig oranjegeel licht in
mijn woonkamer laat schijnen, zodat ik 's nachts als ik de slaap
niet kan vatten, wat gelukkig zelden gebeurt, zonder het licht aan te
maken de trap af kan lopen naar beneden, voor een glas water, en weer op naar boven. Het kan
'nog enkele maanden' duren, zegt de website, voor alle lampen weer
zijn hersteld. Zolang wil ik nu ook niet wachten om weer naar huis te
gaan. Of toch? 'Michel Wuyts analyseert WK wielrennen'. O nee, o nee.
Ik blijf in elk geval hier tot ik mij het lezen van zo'n kop niet
meer kan herinneren. Tant pis
als dat ook nog enkele maanden duurt.
vrijdag 26 september 2014
26 september
Pas de
nuisances sonores. Kijk dat is
wat ik nu al altijd dacht, alleen vond ik er het juiste
woord niet voor, voor het gejengel, gedreun en getetter uit radio's,
televisies en ander tuig waar de publieke ruimte mee wordt verziekt.
Nuisances sonores, in Palavas-les-Flots willen ze er niet van weten,
evenmin als van honden op hun strand, en geef ze maar eens ongelijk.
Ze hebben er grote borden voor neergezet, waarop de burger wordt
herinnerd aan een aantal règles élémentaires.
Ja règles zijn niet
populair tegenwoordig, het staat integendeel goed te roepen dat er
veel te veel regels zijn. Ik daag al die verlichte deregulators uit
met mij mee te tellen waar er het meeste van zijn: regels, of lawijtmakers. Regels, of drollen op de
grond.
dinsdag 23 september 2014
23 september
Als ik straks weer van vakantie thuis kom, wordt het zaak iets om
handen te hebben. Niet evident, sinds ik nu zes jaar geleden
officieel op rust ben gesteld. Het valt niet mee om uit het absolute
far niente zomaar een zinnige tijdsbesteding te verzinnen. Die
liefst nog iets opbrengt ook, dat mag tegenwoordig. Wel niet in
dienstverband. Als ik iets doe, zal ik mijn eigen baas zijn. Een
ondernemer, als het ware.
Het klimaat in het thuisland is gunstig, verneem ik. Ik zou mezelf
als vlaggenverkoper in de markt kunnen zetten. Ook daarvoor is het
klimaat gunstig. Ik laat ze voorlopig nog maken in een veraf
lageloonland, in afwachting van de dag - men zegt dat hij nu snel
naderbij komt - dat ook in mijn land de lonen weer betaalbaar worden.
De vraag naar vlaggen boomt, de trend is opwaarts. Schotse,
Catalaanse, Baskische, Bretoense, Padaniaanse, wie weet binnenkort
Friese en Beierse vlaggen, zelfs Vlaamse, hoewel de markt daar
stilaan wel verzadigd lijkt. Oekraïense, Krimse en Donetskese
vlaggen. Dat is dan nog maar Europa, maar verder hoef ik ook niet te
gaan.
De tijd komt dat elk dorp, elke wijk, elke straat vendelend en
vaandelzwaaiend zijn eigen identiteit uit zal willen dragen: wij zijn
de sympathieke gasten van de Gasmeterstraat, verwar ons niet met de
dikke nekken van de Burgemeester Valère De Wildestraat, of de
zuurpruimen uit de Gladiolenlaan.
Nu nog even niet, ik ben nog op vakantie, maar de dag dat ik thuiskom wil ik dat eens goed bekijken.
zaterdag 13 september 2014
13 september
On va se baigner, zeggen de Fransen. Het werkwoord roept
onweerstaanbaar beelden op van dames in overdadige badkostuums, heren
met gekrulde snorren in een gestreept 'eendelig badpak met knielange
pijpen en korte mouwen'*, die zich te water begeven in het Coxyde van
de Belle Epoque. Se baigner is een ernstige bezigheid, die
niets te maken heeft met het proestend en spetterend vertoon waar
hedendaagse strandgasten zich aan overgeven. Men waadt kniediep of
desnoods heupdiep de zee in, en kuiert vervolgens bedaard evenwijdig
met het strand op en neer in het water, luchtig keuvelend met een of
meerdere medebaders of -baadsters. Zo zie je het nog altijd, hier aan
de Etang de Thau. De badpakken zijn wat coulanter geworden, maar het
baden heeft verder niets aan sérieux ingeboet. Zwemmen? Dat is voor
toeristen zoals ikzelf, uitslovers die te diep de zee ingaan, en dan
door de redder in zijn bootje vriendelijk maar kordaat worden
teruggeroepen. U bent de gele boeien voorbij, zegt de redder. U
bevindt zich in de zone des pêcheurs. Ik excuseer me, ik zeg
dat ik het niet gezien had. Ce n'est pas grave, zegt de redder
vaderlijk. Hij wijst me nog eens goed waar ik precies mag zwemmen. En
voor hij zijn bootje wegstuurt roept hij nog: Bonne baignade!
Het is vast een tactvolle terechtwijzing. Zo'n baignade als de mijne
lijkt inderdaad nergens op.
* Koninginnen aan de Noordzee - Scheveningen, Oostende en de
opkomst van de badcultuur rond 1900, red. Ben de Pater en Tom
Sintobin
dinsdag 2 september 2014
2 september
Mensen uit het thuisland spreken mij aan. Dat het nu wel warm is
hier. Ze kennen mij van haar noch pluim, en dat het warm is, dat kan
iedereen zo voelen. Waarom spreken ze mij dan aan?
'Ik hoor dat gij ook Vlaams spreekt?', zeggen ze. Of ze krijgen mijn
nummerbord in de gaten en ze zeggen: 'Nederlands? Français?' Dat is
maar een wankele grond om een gesprek te beginnen.
Erger is dat ze ook andere dingen zeggen, zoals: 'Het wordt nu wel
beter in België, nu de goeie eraan zitten'. Ik weet niet wie er nu
in België aan zitten, ik ben op vakantie, maar ik betwijfel sterk of
het de goeie zijn.
Er was ook een Nederlander die uitlegde wat een fijne humorist Geert
Wilders is, en hoe er in zijn land veel te veel Marokkanen zijn. 'Een
peloton mariniers eropaf', zei de Nederlander, die verder een
vriendelijke man leek als hij over iets anders sprak, hij had nog in
België gewerkt.
Zo is het nu altijd: ook de grootste klojo's hebben wel een aardig
kantje, zodat je weer zegt: ach ja.
Ik stel me voor dat ik na mijn vakantie rondloop in mijn stad S, en
daar voorbijgangers aanklamp en zeg: 'Ik hoor dat gij Vlaams
spreekt?' En dan zeg ik: 'Geen wonder dat het hier naar de kloten
gaat, nu de slechte eraan zitten'. En zij maar antwoorden: 'Ja, ja',
want in dat soort gesprekken word je niet geacht tegen te spreken.
Dan komen ze thuis en ze zeggen tegen hun vrouw: 'Ik ben weer zo'n
zure linkse zak tegengekomen op straat', en zij antwoordt: 'Ach, die mens
zal ook wel zijn goeie kanten hebben'.
maandag 1 september 2014
1 september
Ik weet niet waarom het mij vandaag te binnen schiet, de dingen die
ik geleerd heb op school, en daarna weer vergeten.
Driehoeksmeetkunde, chemie. Maagdenburgse halve bollen, olievelden
in de Sovjetunie. Zeshonderd Franchimontezen. Oud Grieks en Latijn,
woordjes en stamtijden. Toen dat allemaal vergeten was, ging ik talen
studeren, Russisch en Engels. Maar voor het zover was moest ik door
een inleiding tot de economie, het burgerlijk recht. De sociologie,
de filosofie. De linguïstiek volgens de Saussure, en nog tal van
andere vakken waar ik niet alleen de inhoud, maar ook de naam van
vergeten ben, of zelfs dat ik zo'n vak ooit heb geleerd. Diplomatieke
geschiedenis? Na mijn afstuderen vergat ik prompt ook het Russisch,
zodat ik uiteindelijk het Engels nog over hield, een taal die
inmiddels iedereen al kende. En het Nederlands, dat ik al sprak voor
de hele schoolellende begon. Ik bedoel maar, waar dient het
allemaal voor? De geest scherpen, de algemene ontwikkeling
ontwikkelen, kan dat ook niet met sudoku's en af
en toe een goed boek? Is zeventien de juiste leeftijd om over Plato
na te denken, als de oestrogenen en de testosteron de dienst uitmaken?
Ja, goed, ik weet ook niet hoe het dan wel zou moeten, en ik ben er
al bij al redelijk gaaf en content uit tevoorschijn gekomen. En ja,
ik heb er zelf mijn brood mee verdiend, mij zelfs kwaad gemaakt
als ze niet wilden luisteren, de arme scholieren en studenten.
dinsdag 12 augustus 2014
12 augustus
Wilt u het écht weten?, vraagt de ober een beetje vertwijfeld. De
meisjes dringen aan. Ze zijn speciaal naar deze stad gekomen, zoals
ikzelf ook trouwens. Ze zitten aan het tafeltje achter me, op het
terras van Le Resto de Caro op de Place Saint-Jean, een echte
bouchon Lyonnais, wel in Valence.
Nu, goed, zegt de ober. Franchement, rien. Er is niets te zien
in Valence.
Mijn gade kijkt mij aan over haar bord rognons de veau. Hoor
je 't nu?, zegt haar blik. Het was mijn idee om naar Valence te
komen, en voor we hier bij Caro belandden heb ik haar straat in
straat uit meegetroond, er viel inderdaad niet zo erg veel te zien.
Maar ik zei dat het maandag was, en rond de middag, en midden
augustus, en het weer zat ook niet mee. We hadden een stadsplannetje
gehaald op de Office de Tourisme, je kreeg er een boekje bij met de
bezienswaardigheden. Tja, daar stond ook niet zoveel in, franchement.
Een paar kerken, een paar huizen, een park, een kiosk, een paar
standbeelden, een fontaine monumentale.
Toch moet er in Valence meer zijn. Waarom rijdt er anders een
petit train touristique in de stad rond? Het treintje staat als laatste in het
lijstje van Valences incontournables. Er zijn er tien. Dan
telt het treintje zelf wel mee als niet te missen bezienswaardigheid.
Maar goed, in de stad S waar ik woon is ook niet veel te zien, aan
zo'n treintje hebben ze daar nog nooit gedacht.
Ik ga er nog wel eens terug, naar Valence, later, op een zaterdag in
juni, als de zon schijnt. Inmiddels kan ik Le Resto de Caro
aanbevelen, je zit er goed, je wordt goed bediend, je eet er goed, ze
maken ook crique aux lardons, al was die van mij wel wat zwart
aan de randen. Ach, een maandag.
vrijdag 1 augustus 2014
1 augustus
Wandelend in het stadspark van Vienne kom ik daar een boom tegen die
Araucaria heet. Niet zozeer de boom trekt mijn aandacht, als
het feit dat er een bordje bij staat met zijn naam. En niet zozeer
zijn wetenschappelijke, als zijn Franse naam: Désespoir du singe.
Wie bedenkt het!*
Maar dat dacht ik evenzeer, toen ik gisteren las dat de Vlaamse
regering een Minister voor de Vlaamse Rand heeft. Wie wil dat
nu in godsnaam zijn? En wat moet zo'n minister dan doen? Wie
bedénkt het allemaal? De minister had ook een naam, maar die ben ik
alweer vergeten. Niet erg, toch maar een randminister.
Inmiddels mag ik er niet aan denken dat mijn buurman Arie uit Zwolle,
die wel eens wat over België leest, mij komt vragen wat de Vlaamse
Rand is, of waar die is, en waarom Vlaanderen een Rand heeft. Dan
zal ik hem moeten uitleggen dat niet Vlaanderen, maar Brussel een
Vlaamse Rand heeft, waar de meerderheid van de mensen Frans spreekt.
'52% van de zes faciliteitengemeenten beschouwt het Frans als eerste
taal en slechts 22% het Nederlands', zal ik tegen Arie moeten zeggen.
De cijfers komen uit Dag Vlaanderen!** van Christophe Deborsu,
weliswaar een Waal, en een journalist, maar een grond van waarheid
zal er toch wel inzitten.
En dan zal Arie natuurlijk willen weten wat een faciliteitengemeente
is, en ik zal zijn vraag moeten negeren en zeggen: 'Beste Arie, ik
ben hier wel op vakantie, mag ik even?' Want ik zou het bij god zelf
niet weten wat dat is. Een faciliteitengemeente, wie bedenkt
het toch ook altijd maar weer?
* Een Engelsman, schijnt het, rond 1850, zie Araucaria, Discovery
and naming, in Wikipedia
** Een erg genietbaar, lichtvoetig boek voor Vlamingen over 'Hoe
Walen écht leven en denken', met dank aan R.
zondag 27 juli 2014
27 juli
Chez McDo
Zaterdag 26 juli, rond 16 u. Ik heb WiFi nodig, dus stap ik bij
McDonald's binnen en loop op de balie toe. Daar staat niemand, wel
een rij palen met een scherm. Bornes, zo blijkt. Ik zie de
andere McDonald'sklanten daar ijverig op tikken.
Ja: ik moet boissons tikken, en dan boissons chaudes,
en dan mijn grand café. Ik moet tikken of ik die ter plekke
op wil drinken, dan wel of het à emporter is. Ik moet tikken
of ik het gevraagde meteen wil of later. Ik moet tikken of de
getoonde rekening correct is. Ik moet tikken of ik met de automaat
wil betalen, dan wel aan de balie. Uit de paal komt een papiertje dat
zegt wat ik zal drinken, en dat ik nummer 44 ben.
Bij de balie zie ik dat een meisje al bezig is mijn koffie in een
kartonnen potje te laten lopen. Als ze klaar is, komt ze naar me toe.
En dan gebeurt het: ze praat tegen me. Ze kan niet anders,
nummer 44 heeft voor betalen aan de balie gekozen. Un euro
soixante, zegt ze. Daarmee is het gesprek afgelopen. Ze zet de
koffie op een dienblad. Nog voor ik merci kan zeggen, gesteld
dat ik dat zou willen, is ze al weg.
Au Flunch
Zondag 27 juli, iets voor 11 u. Ik heb weer WiFi nodig, dus loop ik
bij Flunch binnen, denk ik. Maar op de deur staat: Heures
d'ouverture: de 11.30 h à 21.30 h. Ik zucht en draai me al om,
maar kijk: door de glazen deur zie ik nog net een Flunchmeisje op me
afkomen. Ze maakt de deur open. Of ik iets nodig heb? Ik mag erin, ik
krijg een jeton voor mijn café allongé, die un
euro vingt kost en in een keurige porseleinen kop gaat. Ik dank
en zeg dat het meisje très gentille is, ze antwoordt qu'il
n'y a aucun souci. Terwijl de hele Flunchploeg aan een nabij
tafeltje nog gauw iets kleins eet, slurp ik voldaan van mijn koffie.
Een half uurtje later komen de eerste klanten binnen.
zaterdag 26 juli 2014
25 juli
44 = BZH
zag ik overal in Bretagne, in vette haastig gekalkte letters op wegen
en muren. Weer eens wat anders dan Non aux éoliennes, maar
wat wil het zeggen? Dat die van het departement Loire
Atlantique (44) weg willen uit hun huidige regio Pays-de-Loire, en
aansluiten bij Bretagne (Breizh).
Heraansluiten,
zeggen ze, want in de tijd van het hertogdom Bretagne, in de
tiende eeuw al, hoorden ze er ook bij. Staat het kasteel van de ducs
niet in Nantes? Heeft de Bretoense vlag geen negen strepen, voor de
negen pays van Bretagne, waaronder ook die van Nantes?
Ik las er vandaag
een stukje over in Libération, dat ging daar van rattachement en réunification, van un sentiment d'appartenance, van
débretonnisation en bretonnitude en enracinement
breton: het vocabulaire van de streekvoorvechters blinkt nooit
uit door welluidendheid.
Nu, president
Hollande had het kunnen weten, toen hij zijn voorstel voor een
redécoupage régional bekendmaakte. Bij ons heet dat
staatshervorming, wij kennen dat al lang, en wij hebben ondertussen
geleerd: O nee! Begin daar toch niet aan!
maandag 21 juli 2014
21 juli
Het meisje op de
Office de Tourisme vertrouwt mij toe dat ze België een beetje kent.
Vous connaissez Iengelmunstère?, vraagt ze.
Eerder heeft een
Franse meneer me een lange blague belge verteld, die erop
neerkomt dat de Belgen niet erg slim zijn. Na afloop vroeg hij hoe
zijn Brussels accent was.
Later word ik in de
stad aangesproken door een activist van Amnesty International.
Ik spreek een beetje Nederlands, zegt hij. Hij woont in Brussel. We
babbelen wat. Je ne vais pas vous embêter, zegt hij
grootmoedig. Compatriotes onder elkaar.
En ik denk: zou
België toch bestaan?
Abonneren op:
Posts (Atom)